Binnenland

Op de Haringvreter kampeert niemand

HARINGVRETER - „Ik heb nog één meter, John!” Omzichtig manoeuvreert hoofdagent Maarten Platje de politieboot P174 het haventje van de Haringvreter binnen. Zijn collega John Davidse springt aan wal en legt de boot vast. Op zoek naar illegale kampeerders op een onbewoond eiland.

Jacob Hoekman
8 August 2006 13:02Gewijzigd op 14 November 2020 03:59
HARINGVRETER – Maarten Platje (r.) en zijn collega John Davidse van de waterpolitie leggen aan bij het eiland de Haringvreter in het Veerse Meer. In de zomermaanden controleert de politie op wildkampeerders op het onbewoonde eiland. Foto Willem Woznitza
HARINGVRETER – Maarten Platje (r.) en zijn collega John Davidse van de waterpolitie leggen aan bij het eiland de Haringvreter in het Veerse Meer. In de zomermaanden controleert de politie op wildkampeerders op het onbewoonde eiland. Foto Willem Woznitza

Ze zijn er niet, de illegale kampeerders. Althans, niet op de Haringvreter, dat met zijn bescheiden afmetingen toch altijd nog het grootste eiland in het Veerse Meer vormt. Een aanlokkelijk grasveld, een uitnodigende bosrand en het verkoelende water van het Veerse Meer vermogen blijkbaar niemand te verleiden tot een illegaal nachtje.Dat is dan ook streng verboden, zegt Davidse, die met zijn collega Platje en diverse teams op de wal deze nacht extra controles doet naar wildkampeerders. De Zeeuwse politie heeft daarvoor een goede nacht uitgekozen: de dag was tropisch en het koelt slechts langzaam af, terwijl de meeste campings zo goed als vol zitten.

Toch hebben illegale kampeerders geluk in vergelijking met voorgaande jaren. Davidse: „De boete was altijd 95 euro. Dat bedrag is nu omlaaggegaan naar 75 euro, om in Europees verband meer in de pas te lopen.” Daar staat tegenover dat een overtreder voor een kampvuur, dat toch bij wildkamperen hoort, fors dieper in de buidel mag tasten: die boete ging van 75 naar 150 euro.

„Kijk, hier heb je weer twee van die zwarte plekken”, wijst Davidse naar de grond, waar verkoolde houtresten de stille getuigen vormen van een eerder vreugdevuur. „Het duurt jaren voordat die plekken weer een beetje toonbaar zijn.”

De overlast van illegale kampeerders op de diverse eilandjes in het Veerse Meer is incidenteel, zeggen Davidse en zijn collega. „Als er sprake is van overlast, zijn het vooral jongeren. Uit Kamperland bijvoorbeeld, die hier de beest uithangen.”

Davidse herinnert zich een geval van vorig jaar. „Op het eilandje de Mosselplaat, even verderop. Daar stookten jongeren grote kampvuren. Men een man of tien, vijftien kwamen ze naar Veere, met kratten bier. Als wij dan komen, treden we meteen op. Die jongens zijn echt niet met een waarschuwing naar huis gegaan.”

Op de Haringvreter zal het zo’n vaart niet lopen. Althans, het eiland kent zijn eigen officieuze bewakers: een groep van zo’n tien vaste bezoekers, merendeels wat oudere mensen die soms al vijftien jaar op de Haringvreter komen. Ook vandaag zitten ze aan de waterkant te barbecuen. ’s Nachts kruipen ze in hun kooi op hun schepen, die keurig afgemeerd liggen - dat is niet verboden.

„Hier kamperen?” vraagt een van hen verbaasd. „Welnee. Dat mag glad niet.”

„En als we iets zien, een brandje of zo, bellen we altijd even met de boswachter”, vult Herbert Sepers aan, die zich als woordvoerder opwerpt. „En we houden natuurlijk de paarden in de gaten.” Hij wijst op een ouder echtpaar. „Peter en José van Bommel kennen elk paard op de Haringvreter. Ze noemen haar niet voor niets de paardenfluisteraar.” De groep lacht.

Als Davidse en Platje weer aan boord van de snelle P174 stappen, komt het wild alsnog naar de jager toe. „Mogen we hier een klein tentje opzetten?” vraagt een Belg aan Davidse, die net de trossen binnenhaalt. „Officieel mag het niet”, staat hij de zuiderbuur te woord. „Kijk, als het een heel klein tentje voor de kids is dat direct naast het schip staat, doen we niet moeilijk. Maar het is niet de bedoeling dat hele families op het eiland gaan kamperen.” De Belg knikt begrijpend. „Prima, dan doen we het niet. Het staat alleen nergens op de borden.”

„Dat zouden ze er eens bij moeten zetten”, knikt Davidse. Hij springt aan boord. Platjes start de motor. Hij trapt de P174, die snelheden tot 70 kilometer per uur kan halen, op zijn staart. Tegen de westelijke avondlucht steekt de Campveerse toren schril af. De nacht valt over de Haringvreter, maar de sterke arm waakt.

Dit is het negende deel in een serie over onbewoonde eilanden in Nederland. Zaterdag deel 10.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer