Botsing tussen krachten uit de twintigste eeuw
CAI¨RO - Precies vijftig jaar geleden nationaliseerde de Egyptische president Nasser het strategisch gelegen Suezkanaal. Daarmee ontketende hij een korte, maar hevige oorlog, waarin de drie meest dominante krachten uit de twintigste eeuw bij elkaar kwamen: nationalisme, de Koude Oorlog en het Arabisch-Israëlisch conflict.
Dat Gamal Abdel Nasser vroeg of laat zijn tanden zou laten zien, was al snel duidelijk. In 1952 verdreef hij samen met een groep officieren de Egyptische heerser Faroek. Twee jaar later werd de couppleger premier en in 1956 nam hij het presidentschap op zich. Daarmee kreeg hij volop de gelegenheid zijn ideeën over panarabisme ten uitvoer te brengen.Nassers ideaal was een vereniging van de Arabische naties. Die moest gepaard gaan met een snelle emancipatie van de Arabische volken, die jarenlang onder koloniaal bestuur hadden geleefd. Uiteraard moest Egypte in dat proces een leidende rol spelen.
Dat Franse en Britse bedrijven eigenaar waren van het Suezkanaal -de belangrijke verbinding tussen de Middellandse en de Rode Zee- paste natuurlijk niet in de agenda van Nasser. Op 26 juli 1956 kondigde het Egyptische staatshoofd dan ook aan dat Caïro de controle over de waterweg per direct overnam. De revenuen van het kanaal zouden voortaan in de Egyptische staatskas vloeien. Tegelijkertijd blokkeerden de Egyptische strijdkrachten de Golf van Aqaba - Israëls enige doorvaart naar de Rode Zee.
Egypte worstelde nog altijd met het trauma van de oprichting van de Joodse staat in 1948 en de daaropvolgende Israëlische overwinning in de Onafhankelijkheidsoorlog. Nasser zag zijn kans schoon om zijn aartsvijand nu eindelijk een hak te zetten.
Groot-Brittannië en Frankrijk, die beide bezig waren in snel tempo hun koloniale invloed te verliezen, besloten tot een strategie die zij in de negentiende eeuw zo vaak met succes in hun imperium hadden toegepast. Het plan was om het Suezkanaal met militaire middelen te heroveren en Nasser duidelijk te maken dat hij zijn nationalistische pijlen beter niet op Londen en Parijs kon richten. Op voorstel van Frankrijk coördineerden beide mogendheden hun aanvalsplannen met Israël - een feit dat de drie landen alle jarenlang hebben ontkend.
Op 29 oktober 1956, ruim drie maanden na de nationalisatie van het kanaal, vielen Israëlische troepen de Sinaï binnen. In een razendsnelle opmars, die onder anderen door Ariel Sharon werd geleid, trokken de Joodse strijdkrachten naar het Suezkanaal op.
Intussen voerden Groot-Brittannië en Frankrijk hun deel van het script op. Zij boden aan een 16 kilometer bufferzone aan weerszijden van de waterweg te bezetten, om de Israëlische en de Egyptische soldaten uit elkaar te houden. De achtergrond van dit voorstel was uiteraard zonneklaar, en Nasser weigerde dan ook categorisch met deze maatregel in te stemmen.
Twee dagen na de Israëlische invasie, vielen Britse en Franse troepen Egypte aan. Met een vloot van ruim honderd schepen en een legermacht van 80.000 militairen waren de Egyptenaren geen partij voor de coalitie. Zij bezette binnen korte tijd de havenstad Port Saïd, aan de monding van het Suezkanaal.
Londen en Parijs hadden echter buiten de groeiende invloed van de Sovjet-Unie gerekend. Hoewel Moskou in dat jaar juist bezig was de Hongaarse opstand met grof geweld de kop in te drukken, achtten de Sovjets zich goed in staat een tweede front in het Midden-Oosten te openen. Partijleider Chroesjtsjov dreigde Caïro te hulp te schieten.
De Amerikaanse president Eisenhower, verrast door de plotselinge ontwikkelingen in Egypte, zette op zijn beurt Parijs en Londen onder grote druk om een staakt-het-vuren te accepteren en hun troepen uit het gebied terug te trekken. Washington maakte zich ernstig zorgen over de groeiende Sovjetinvloed in Europa. Het laatste wat de Verenigde Staten wilden, was een escalatie van het conflict in het Midden-Oosten, waar Amerikaanse troepen dan waarschijnlijk ook bij betrokken zouden raken.
Als gevolg van de internationale druk duurde de eigenlijke oorlog maar een week. Binnen een maand na de Frans-Britse invasie moesten de geallieerde troepen alweer het veld ruimen. Daarmee verloren Groot-Brittannië en Frankrijk hun laatste restje invloed in het Midden-Oosten en knoopte Egypte nauwe banden met de Sovjet-Unie aan. De gevolgen daarvan zouden nog jarenlang hun sporen in de regio trekken.