De betogers riepen leuzen tegen Alkatiri. De sfeer was grimmig. Australische militairen van de vredesmacht in Oost-Timor hielden de betogers op afstand van het regeringsgebouw. Alkatiri hield zich stil. Na enkele uren gingen de actievoerders uiteen. Een aantal betogers reed in vrachtwagens door de straten van Dili. Ze riepen de inwoners van de stad op zich bij de protesten tegen Alkatiri aan te sluiten.De demonstranten houden Alkatiri verantwoordelijk voor de crisis in het land. Oost-Timor was afgelopen maand het toneel van geweld, nadat honderden ontslagen militairen in opstand waren gekomen. Door het geweld kwamen zeker 21 mensen om het leven.

President Gusmao dreigde gisteren met aftreden als Alkatiri niet de verantwoordelijkheid neemt voor de crisis in het land. Alkatiri zei echter tegen het Portugese persbureau Lusa dat hij er niet over peinst om af te treden. „De situatie is zo gecompliceerd dat een overhaaste beslissing tot nog meer complicaties kan leiden”, zei hij tegen het Portugese persbureau Lusa.

In een brief schreef Gusmao Alkatiri woensdag dat de premier het vertrouwen van het volk is kwijtgeraakt en eiste hij zijn ontslag. Na spoedoverleg tussen Alkatiri en leden van zijn partij Fretilin, die 55 van de 88 parlementszetels bezet, schaarde Fretilin zich achter zijn leider.

De Australische premier John Howard riep Gusmao vrijdagmorgen op aan te blijven als president. Howard zei dat Gusmao zeer populair is onder de Oost-Timorezen. „Gusmao moet de geschillen met Alkatiri oplossen”, aldus Howard. „De kwestie is bepalend voor het democratiseringsproces in Oost-Timor.”

De voormalige Oost-Timorese minister van Binnenlandse Zaken Rogerio Lobato is gisteren voorgeleid aan de rechter en in staat van beschuldiging gesteld, omdat hij wapens zou hebben geleverd aan de leider van het doodseskader dat zou zijn gevormd in opdracht van Alkatiri. Lobato gaf zich gisteren zelf aan, nadat er eerder deze week een arrestatiebevel tegen hem was uitgevaardigd.

Lobato moest begin deze maand opstappen in verband met het geweld dat ruim een week eerder was uitgebroken in de hoofdstad Dili. De tenlastelegging vermeldt „poging tot revolutie, samenzwering, het verspreiden van wapens van de overheid onder burgers en banden met criminelen.”