De advocaat, Dragan Saponjic, beweert dat Lilic donderdag onder dwang naar Den Haag is vertrokken om daar te getuigen voor het Joegoslavië-tribunaal. Volgens de Joegoslavische minister van Buitenlandse Zaken is er geen sprake geweest van dwang.

Binnen een uur nadat hij de dagvaarding van het tribunaal had ontvangen verliet Lilic met een speciale vlucht Joegoslavië. Over de precieze omstandigheden waaronder dat gebeurde bestaat nog veel onduidelijkheid.

Het vertrek van Lilic heeft in Joegoslavië de discussie over de medewerking van de regering aan het tribunaal in Den Haag weer in volle hevigheid doen oplaaien. Veel Joegoslaven zijn ervan overtuigd dat het tribunaal anti-Servisch is. De regering werkt mee aan het tribunaal omdat de Verenigde Staten dreigen anders hun financiële hulp in te trekken.

Lilic was van 1993 tot 1997 president van het uiteenvallende Joegoslavië, als stroman van de toenmalige Servische president Slobodan Milosevic. De aanklagers van het tribunaal willen dat Lilic getuigt in het proces tegen Milosevic. De Socialistische Partij van Milosevic maande Lilic later geen „valse getuigenis” af te leggen voor „dit valse hof, dat is verbonden met de NAVO.” De partij zei ervan overtuigd te zijn dat Lilic „zijn land en de staat” zal verdedigen en zal kiezen voor waarheid en gerechtigheid.