Montenegrijnen bepalen of Solanië virtuele staat blijft
PODGORICA - Niet alleen de aanhangers van Ratko Mladic zijn blij dat de van oorlogsmisdaden verdachte ex-generaal op 30 april niet voor het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag verscheen. Ook de premier van Montenegro kon begin deze maand zijn vreugde nauwelijks verbergen. In de ogen Djukanovic was de onafhankelijkheid van Montenegro weer een stap dichterbij gekomen.
Komende zondag kunnen de inwoners van Montenegro zich in een referendum uitspreken over de vraag of het kleine bergstaatje aan de Adriatische Zee al dan niet onderdeel moet blijven van de statenbond Servië en Montenegro. De volksraadpleging is het gevolg van het akkoord dat in 2002 werd gesloten tussen de toenmalige presidenten Vojislav Kostunica van Servië en Milo Djukanovic van Montenegro. Besloten werd toen het oude Joegoslavië, waarvan de deelrepublieken Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina zich begin jaren ’90 hadden afgescheiden, om te vormen tot de unie Servië en Montenegro.Erg blij met deze overeenkomst was Djukanovic niet. Een jaar eerder nog had zijn ”Democratische Partij van Socialisten” met de roep om onafhankelijkheid de parlementsverkiezingen gewonnen. Maar het staatshoofd was niet opgewassen tegen de druk van EU-buitenlandcoördinator Javier Solana, die bang was voor een nieuwe serie afscheidingen op de Balkan. Als ’troostprijs’ kreeg Djukanovic gedaan dat Montenegro na drie jaar zich alsnog mocht afscheiden, mits de Montenegrijnen daarmee zouden instemmen.
Nadat vorig jaar de termijn van drie jaar was verstreken, zette de EU opnieuw haar hakken in het zand. Een commissie van internationale juristen moest uitzoeken of de bestaande Montenegrijnse wetgeving voor het houden van een referendum wel strookte met de internationaal aanvaarde normen. Dat bleek het geval. Daarop bepaalde Brussel dat ”Solanië” zich pas van Servië mag afscheiden als meer dan 55 procent van de bevolking voor onafhankelijkheid zou stemmen bij een opkomst van 50 procent. Zou Podgorica hiermee niet instemmen, dan zouden er geen verkiezingswaarnemers naar het bergstaatje worden gestuurd.
Als de Montenegrijnen zondag aan de EU-eisen voldoen, is dat niet meer dan een bevestiging van de feitelijke situatie. Want hoewel Servië en Montenegro nog steeds een gemeenschappelijk staatshoofd en leger heeft, zijn beide staten de afgelopen jaren steeds verder uit elkaar gegroeid. Zo heeft het land van de ”zwarte bergen” -de letterlijke betekenis van Montenegro- een eigen regering, een eigen douane en een eigen munteenheid (de euro als opvolger van de Duitse mark). Sinds 2004 heeft het bovendien een eigen nationale feestdag, vlag en volkslied, het veelzeggende ”O schone dageraad”.
Toch steunen niet alle Montenegrijnen de plannen voor onafhankelijkheid. Met name in het noordoosten van het land, dat grenst aan Servië, zijn velen voor handhaving van de unie. Ook de oudere Montenegrijnen, van wie velen familie in Servië hebben, zijn in meerderheid tegen afscheiding. Zij zijn bang dat ze straks in allerlei paspoort- en visaprocedures verwikkeld raken als ze naar Servië willen.
Critici van een soeverein Montenegro wijzen verder op de mogelijke negatieve gevolgen voor het land. Zij vrezen prijsstijgingen als gevolg van importheffingen en een slechtere toegang tot Servische voorzieningen als ziekenhuizen en universiteiten. En dat terwijl Montenegro nu al de laagste economische groei van Europa buiten de EU (4,1 procent) kent, 12 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft en zo’n 40 procent van de Montenegrijnen moet rondkomen van 1,50 euro per dag. Daarnaast krijgt Djukanovic, wiens naam meer dan eens is genoemd in verband met smokkel- en witwaspraktijken, het verwijt van Montenegro een oligarchenstaatje te willen maken.
Voorstanders van onafhankelijkheid wijzen juist de stabiele macro-economische situatie van het land, dat een inflatie van slechts 1,6 procent kent (tegenover 20 procent in Servië). Ook heeft het hervormingsproces niet stilgestaan: 80 procent van alle bedrijven in het postcommunistische Montenegro is inmiddels geprivatiseerd. Toerisme is het toverwoord. Dat bereikte onlangs het vooroorlogse niveau en moet, evenals in buurland Kroatië, de slagader van de economie worden.
Dat Brussel de gesprekken met Servië en Montenegro over een stabilisatie- en associatieovereenkomst heeft stilgelegd omdat Belgrado ex-generaal Mladic nog altijd niet heeft uitgeleverd aan Den Haag, is eveneens koren op de molen van de ja-stemmers. Die kunnen Montenegro nu presenteren als slachtoffer van Servisch beleid. Sommige waarnemers vragen zich dan ook af of Belgrado, dat zich tegen afscheiding verzet, Mladic vlak voor tijd niet alsnog uit de hoed tovert.
De laatste peilingen voorspellen een spannende strijd. Het percentage ja-stemmers zou tussen de 53 en 58 procent liggen. Daarmee lijkt Brussel zich in een onmogelijke positie te hebben gemanoeuvreerd. Mocht zondag immers een meerderheid van de Montenegrijnen voor onafhankelijk stemmen en tegelijkertijd de 55 procent niet worden gehaald, dan heeft Podgorica niet het recht zich af te scheiden noch een mandaat om de unie met Servië voort te zetten. En dan blijft ”Servië en Montenegro” een virtuele staat.