Duizenden Nederlandse boeren moeten stapje in inkomen terug
De plannen van Europees Landbouwcommissaris Fischler zullen in ons land directe gevolgen hebben voor de inkomens van zo’n 17.000 boeren. De Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) vindt dat die inkomens onder te grote druk komen te staan.
Fischler wil de inkomenssteun loskoppelen van de omvang van de productie. Daarvoor in de plaats komen vaste bedragen, gebaseerd op de steun die in drie voorbije jaren werd ontvangen. Die steun wordt dan in zeven jaar met 20 procent gekort.
De voorstellen gaan gepaard met een verlaging van de graanprijzen en van zetmeelaardappelen. LTO Nederland noemt dat „onaanvaardbaar”. Bij de vaste steun geldt een ondergrens van 5.000 euro. Daardoor zal zo’n driekwart van de boeren die hier steun ontvangen niet direct getroffen worden door de regeling. Bij de overige boeren, zo’n 17.000, gaat het gemiddeld om zo’n tienduizend euro aan steun. Daarvan wordt dus 5.000 euro vrijgesteld en van de andere 5.000 gaat dus 20 procent ofwel 1.000 euro af.
Al met al gaat jaarlijks zo’n 300 miljoen euro aan directe inkomenssteun naar ons land. Daarvan valt tweederde onder de kortingsregeling, dus zo’n 200 miljoen euro. Dat zal dus met 20 procent ofwel 40 miljoen euro verminderd worden.
Het geld dat vrijkomt door de korting op de inkomens wordt door de Europese Unie herverdeeld over de landen, die het kunnen besteden aan stimulering van een minder intensieve landbouw, biologische landbouw of verfraaiing van landschap. LTO-Nederland vreest dat de boeren in Noord-Europa flink gaan inleveren ten behoeve van hun collega’s in het zuiden van de Europese Unie. De Nedelandse landbouworganisatie pleit ervoor de directe inkomenssteun zo veel mogelijk overeind te houden, mits de boeren voldoen aan eisen rond voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn.
Met de hervorming van het landbouwbeleid, die in 2004 in zou moeten gaan, wil de Europese Unie tegemoetkomen aan de kritiek van de WTO, de wereldhandelsorganisatie. Voor de Nederlandse boeren betekent dit dat ze zich meer zullen richten op de vrije markt dan op premies van de Europese Unie. Te verwachten is dus dat gewassen die goed in de markt liggen meer verbouwd zullen worden.