Alleen Joden mogen straks in Israël grond kopen
In Israël is maandag grote ophef ontstaan over een wetsvoorstel dat het Joodse Agentschap de bevoegdheid geeft land van de staat onder bepaalde omstandigheden alleen aan Joden toe te wijzen. De regering van premier Ariel Sharon heeft het voorstel aangenomen. De oppositie spreekt van een racistisch plan.
Zondag stemde de regering over het wetsvoorstel van Chaim Druckman van de Nationaal Religieuze Partij (NRP). De stemming had plaats nadat Likud-leider Ariel Sharon en de meeste kabinetsleden van de Arbeiderspartij de vergaderzaal hadden verlaten. De vergadering stond onder voorzitterschap van minister van Binnenlandse Zaken Eli Yishai van de ultraorthodoxe Shas-partij. Premier Ariel Sharon staat overigens achter het voorstel.
Tegenstemmers waren alleen Dan Meridor van de Centrum-partij en Ephraim Sneh, de enige aanwezige minister van de Arbeiderspartij. Minister Meir Sheetrit (Justitie) van Likud onthield zich van stemming. Hij staat aan het hoofd van het ministerieel comité voor wetgeving, dat adviseerde het voorstel van Druckman te verwerpen. De Arbeiderspartij zal in het parlement tegen het voorstel stemmen.
Procureur-generaal Elyakim Rubinstein gaf de regering het advies het voorstel te verwerpen. Hij zei dat de maatregel niet nodig was en dat zij de betrekkingen tussen Joodse en Arabische Israëliërs zou bemoeilijken. Het Joodse karakter van de staat wordt volgens hem voldoende gewaarborgd in de Onafhankelijkheidsverklaring van 1948. „Juist omdat we een Joodse staat zijn, moeten we tegen dergelijke discriminerende wetten zijn”, aldus Rubinstein.
Volgens het voorstel kunnen ministers besluiten dat het Joodse Agentschap bepaalde stukken land van de staat alleen aan Joden mag verkopen. De redenen kunnen van veiligheidsaard zijn of vanwege de wens het Joodse karakter van een bepaalde gemeenschap te bewaren. Ook nu al worden bepaalde stukken land toegewezen aan bijvoorbeeld uitsluitend ultraorthodoxe Joden of bedoeïenen. Druckmans voorstel maakt echter specifiek onderscheid tussen Joden en niet-Joden.
Druckman diende zijn voorstel in nadat het hooggerechtshof in 2000 bepaalde dat de weigering van de Joodse plaats Katzir om een Arabisch echtpaar land te verkopen, illegaal was. Katzir ligt op Israëlisch grondgebied en de Arabieren die er wilden wonen zijn Israëlische staatsburgers. Inmiddels woont de desbetreffende familie nog niet in Katzir, omdat haar aanvraag door de bureaucratie is vertraagd.
Minister Limor Livnat van Likud (Onderwijs) stelde dat het wetsvoorstel nationale prioriteit heeft, omdat het de veiligheid van het land dient. Haar partijgenoot Reuven Rivlin ontkende dat het voorstel racistisch van aard is. „Dit is een staat voor het Joodse volk, en niet een staat voor alle bewoners”, aldus Rivlin op radio Kol Yisrael.
Hashem Mahameed, Knessetlid voor de Verenigde Arabische Lijst, waarschuwde dat het land afstevent op krankzinnigheid. „Dit is een zeer racistische wet die het proces naar apartheid volledig maakt”, zo zei Mahameed op de Israëlische radio.
Minister Ephraim Sneh ontkende dat het voorstel een stap is in de richting van apartheid, maar hij stelde wel dat het voorstel Arabieren discrimineert. Hij verwerpt de stelling van de Likud-partij dat de wet nodig is vanwege de staatsveiligheid. Als het voorstel wordt aangenomen mogen ook Arabieren die in het leger hun leven hebben geriskeerd niet meer in bepaalde gedeelten van het land wonen.
Moshe Negbi, rechtskundig commentator bij radio Kol Yisrael, zei dat het voorstel in strijd is met de Onafhankelijkheidsverklaring van 1948. Deze waarborgt gelijkheid tussen Joden en niet-Joden. Het hooggerechtshof besloot twee jaar geleden dat het niet is toegestaan de Arabieren in Israël te discrimineren. Ook al zou de Knesset de wet accepteren, dan kan het hooggerechtshof deze nog afkeuren, aldus Negbi.