Het Joegoslavië-Tribunaal verdenkt Deronjic van misdaden tegen de menselijkheid. Hij zal worden ingesloten in een VN-cel in Scheveningen. Wanneer hij aan het tribunaal wordt voorgeleid, is nog niet bekend.

Deronjic is aangeklaagd voor zijn rol in de slachting in Glogova bij Bratunac, die in mei 1992 zestig moslims het leven kostte. Volgens de SFOR gaf Deronjic het commando voor de aanval op het dorp, waar vrijwel uitsluitend moslims woonden. In zijn bijzijn werden de meeste huizen en een moskee in brand gestoken en zestig burgers geëxecuteerd. De troepen waarover hij het bevel voerde, ondervonden geen weerstand van de bevolking, omdat de inwoners kort daarvoor waren ontwapend.

Deronjic, leraar Slavische letterkunde aan het gymnasium van Bratunac, was tijdens de oorlog districtshoofd van het gebied in Oost-Bosnië waartoe Srebrenica behoort. In die hoedanigheid onderhandelde hij regelmatig met moslimcommandant Nasr Oric van Srebrenica, die een oud-leerling van hem was. In opdracht van Radovan Karadzic, toen nog president van Republika Srpska, zou hij na de val van de enclave de evacuatie van de moslimbevolking hebben georganiseerd. Zo regelde hij de autobussen waarmee de moslims naar de stad Tuzla in Centraal-Bosnië werden gebracht. In interviews vertelde hij dat de VN voor brandstof voor die bussen zorgden als ook voor het meel waarvan de broodfabriek in Bratunac brood bakte voor de in de compound van Dutchbat in Potocari samengepakte vluchtelingen uit Srebrenica.

Deronjic was een tijd lang vice-voorzitter van de door Karadzic geleide SDS. Na interne strubbelingen werd hij vier jaar geleden van al zijn partijfuncties ontheven. Volgens intimi hield hij al langere tijd rekening met een arrestatie in opdracht van het Joegoslavië-Tribunaal, dat nog steeds bewijsmateriaal tegen Radovan Karadzic zoekt.