„Die slachtoffers kun je wel afschrijven”
ROTTERDAM - Met vijf grote explosies ontploft een -fictieve- olieraffinaderij in de haven van Rotterdam. Politie, brandweer en ambulances rukken massaal uit. De communicatie hapert, een spoedtransport stokt. „Die slachtoffers kun je wel afschrijven.”
Vlammen schieten omhoog uit de stukken verwrongen staal. Een ramp treft Risicostad. Bebloede en verbrande mensen lopen radeloos rond, anderen zijn onvindbaar. „Rob. Rób. Waar ben je? Róóób! En die twee Polen, waar zijn die Polen?” Waarschijnlijk omgekomen.De regio Rijnmond was woensdag toneel van een grootschalige rampenoefening om het communicatienetwerk C2000 technisch te testen. „We zoeken de grenzen van het systeem op”, zegt projectleider Dick Zwaveling. Met het nieuwe, digitale verbindingsnetwerk kunnen alle hulpdiensten via één landelijk dekkend systeem -zes jaar later dan gepland- rechtstreeks met elkaar communiceren.
Aan de oefening nemen 200 agenten, 200 brandweerlieden, zeker 60 ambulancemedewerkers en een flinke hand vol ’slachtoffers’ deel. Zo’n 130 waarnemers volgen de verrichtingen. De operatie kost minister Remkes ruim 900.000 euro, waarbij de inzet van mensen en materieel nog niet eens is meegerekend.
Een ongeluk komt nooit alleen. Na de ontploffing van de olie-installaties drijft een giftige rookwolk -met nafta- richting Hoek van Holland. Een evacuatie van de bevolking is noodzakelijk. Britse hooligans van FC Chelsea, juist gearriveerd met Stena Line, raken daar slaags met PSV-supporters. In een park loopt een verwarde man, terwijl voorbijgangers iets verderop een kistje met handgranaten aantreffen. Op hetzelfde moment raken passanten onwel door een lek in een vat met een uiterst giftige substantie.
In een rampenscenario is alles tegelijk mogelijk. De operatie Veilige Haven -fictieve situatie, realistische inzet- moet aantonen dat C2000 ook onder extreem zware omstandigheden in de lucht blijft. Overbodig is zo’n test niet. In normale situaties gebruiken de hulpdiensten zo’n 10 procent van de beschikbare netwerkcapaciteit. Bij de zware sneeuwstormen van eind vorig jaar werd 30 procent ingezet.
Rotterdam laat de piekbelasting oplopen tot 80 procent. „De inzet van hulpdiensten is hier vergelijkbaar met die tijdens de ramp in Enschede”, meldt minister Remkes, speciaal voor de oefening ingevlogen vanuit Den Haag. Na afloop tonen de organisatoren zich dik tevreden. „Het systeem is niet gesmolten.”
Achter de schermen verloopt de oefening echter niet vlekkeloos. Stipt op tijd landt de traumaheli op de ramplocatie. Slachtoffers zijn er op dat moment echter nog niet gevallen, aangezien de start van de oefening op zich laat wachten. Een reeks portofoons blijkt door een verkeerde programmering onbereikbaar. „Knullig”, reageert Jan van der Minne, op Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor C2000. Vergoelijkend: „Rotterdam is nog geen ervaren gebruiker van het systeem.”
Een halfuur later dan gepland eist de ramp toch de geplande tientallen slachtoffers. Ook onder de hulpverleners. Zwaargewonden moeten snel worden afgevoerd. De communicatie tussen meldkamer en verbindingscommandowagen laat echter ernstig te wensen over. Tijdens een echte ramp zouden hierdoor onnodig slachtoffers te betreuren zijn.
„Deze patiënt heeft 40 procent derdegraadsbrandwonden”, verklaart een verpleegkundige. Een officier van dienst probeert via de verbindingscommandowagen een spoedtransport van een ziekenwagen onder politiebegeleiding te regelen. De aanvraag via de meldkamer blijft door onduidelijke procedures onbeantwoord.
De tijd tikt door. De patiënt ligt halfverbrand op de brancard te wachten. Twee motoragenten stellen zich alvast op voor de ambulance. „Zullen we?” Nee, de meldkamer laat nog niets van zich horen. De toestand van het slachtoffer verslechtert. In de verbindingscommandowagen loopt de frustratie op.
„De meldkamer is weer eens eigenwijs. Zoals altijd”, laat een medewerker zich ontvallen. De hulpverleners kampen ook nog eens met een slecht bereik kanaal 1. Waar het alternatieve kanaal 2 zich bevindt, weet niemand. Alleen de meldkamer. „Maar die wil niet met ons praten. Alleen met de officier van dienst. Terwijl een verbindingscommandowagen daar toch juist voor is.”
De medewerker doet een nieuwe poging de meldkamer tot actie te bewegen. De patiënt kreunt niet meer. „Deze slachtoffers zou je in het echt kunnen afschrijven.” Ruim zestien minuten later zet het ’spoedtransport’ zich met gillende sirenes alsnog in beweging. Hulp komt waarschijnlijk te laat.