Buitenland

Joodse nederzettingen blijven immigranten aantrekken

Nog maar twee maanden geleden leidde Mariano Perez een rustig leven in de stad Trujillo aan de kust van Peru. Perez was nog nooit in Israël geweest, sprak geen Hebreeuws en was tot vorig jaar ook niet Joods. Tegenwoordig draagt Perez, een Peruaan van indiaanse afkomst, een keppeltje, heeft hij zijn voornaam veranderd in Mordechai en bevindt hij zich in de frontlinie van het conflict in het Midden-Oosten.

Greg Myre (AP)
5 July 2002 10:49Gewijzigd op 13 November 2020 23:40

In november vorig jaar bekeerden rabbijnen uit Israël een groep Peruanen tot het Jodendom, zodat zij in aanmerking zouden komen voor een Israëlische verblijfsvergunning. Sommigen onder hen waren volgelingen van een christelijke sekte met Joodse invloeden of hingen, zoals de familie Perez, het Joodse geloof aan, maar geen van hen zou zonder het optreden van de rabbijnen door Israël als Jood zijn erkend.

Dit voorjaar arriveerden zo’n honderd bekeerlingen in Israël. Ze vestigden zich meteen in Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Mordechai Perez woont nu samen met zijn vrouw Leah en hun vier kinderen in de nederzetting Karmei Tsur. De nederzetting van in totaal zo’n honderd gezinnen ligt in de bergen en is afgezet met prikkeldraad. In de buitenwereld komt de familie Perez voorlopig zelden. De ouders krijgen een intensieve cursus Hebreeuws - en ondervinden de gewelddadige werkelijkheid van het Midden-Oosten aan den lijve.

Vorige maand werd Karmei Tsur midden in de nacht overvallen. Op niet meer dan een paar honderd meter van de woonwagen van de familie Perez schoten de overvallers een zwangere vrouw, haar echtgenoot en een soldaat dood. „Het is wel een beetje eng”, zegt Perez, in het Spaans. „Maar wij trekken ons er niets van aan. Wij zijn hier met maar één doel: dichter bij God te komen.” Aan de muur hangt een Israëlische vlag en een lijst alarmnummers.

Sinds het uitbreken van de nieuwe geweldsronde in het Midden-Oosten in september 2000 is het conflict over de bijna 150 Joodse nederzettingen in de Palestijnse gebieden hoog opgelopen. De Palestijnen vallen geregeld kolonisten aan, de laatste tijd ook met zelfmoordaanslagen. Van de meer dan 550 Israëlische doden die de afgelopen twee jaar zijn gevallen, waren 107 kolonist.

Israël slaat hard terug. In het kader van de meest recente campagne van het leger in de Palestijnse gebieden mogen zo’n 700.000 Palestijnen een groot gedeelte van de dag hun huis niet uit. De kolonisten kunnen gaan en staan waar zij willen. Speciaal voor hen legt Israël wegen aan.

Iedere dag komen er meer kolonisten bij. Ondanks het geweld is hun aantal vorig jaar gegroeid met zo’n 5 procent, oftewel tienduizend mensen. De nederzettingen lopen uiteen van Maale Adumim, dat 25.000 inwoners en een Burger King heeft en in de praktijk een voorstad van Jeruzalem is, tot buitenposten in de bergen, waar kolonisten twee of drie woonwagens hebben neergezet - soms zonder toestemming van de Israëlische regering.

De meeste nieuwe kolonisten komen nog steeds uit Israël zelf, maar de kolonisten werken in toenemende mate aan wervingscampagnes over de gehele wereld. „Ze zoeken naar ’verdwaalde Joodse stammen’ in India, Brazilië, Peru, noem maar op”, zegt Dror Etkes, die voor de Israëlische beweging Vrede Nu het nederzettingenbeleid volgt.

In de meest onrustige gebieden staan rijen huizen leeg, maar tegelijkertijd vinden sommige Joden dit juist de tijd bij uitstek om naar Israël te emigreren en hun solidariteit te betonen, zegt Sarah Weinreb, die aan het hoofd staat van een onlangs opgericht wervingsprogramma van Gush Etzion, een groep nederzettingen ten zuiden van Jeruzalem waaronder ook Karmei Tsur valt.

Weinreb heeft de afgelopen drie maanden 120 gezinnen begeleid bij hun komst naar Gush Etzion. Ze verwacht er nog vijftig. Tijdens een recent bezoek aan Zuid-Afrika stelden potentiële kolonisten Weinreb talloze vragen, vertelt ze. „Hoe is de arbeidsmarkt? Kan ik mijn hond meenemen? Ze vroegen alleen niet naar hun eigen veiligheid.” Volgens Weinreb geven veel immigranten de voorkeur aan de kleinschalige, hechte nederzettingen boven grote steden als Jeruzalem en Tel Aviv.

Voor de honderd Peruaanse bekeerlingen stonden bij aankomst in Karmei Tsur gemeubileerde woonwagens klaar, inclusief gevulde ijskasten. De eerste zes maanden krijgen de ouders een intensieve taalcursus. Daarna krijgen ze hulp bij het zoeken naar een baan. De kinderen krijgen op school extra taalles. Behalve de Peruanen wonen er in de nederzetting mensen uit Brazilië, Argentinië, Ethiopië, Groot-Brittannië en Spanje.

Ondanks de economische neergang in Israël zijn de kolonisten gespaard gebleven van de gevolgen van de bezuinigingen van de regering-Sharon. Nog altijd kunnen ze tegen lage prijzen grond kopen en komen ze in aanmerking voor voordelige hypotheken en talrijke belastingvoordelen. Sommige kolonisten geven toe dat de financiële voordelen de doorslag gaven, maar de meesten zijn diep gelovig en houden vol dat zij nu in het Beloofde Land wonen.

Volgens een groot deel van de internationale gemeenschap is de Israëlische nederzettingenpolitiek illegaal, omdat de kolonisten zich vestigen in gebied dat in een oorlog is veroverd. De Palestijnen zien in het beleid een strategische poging zo veel Joden op de Westoever te vestigen dat het onmogelijk deel uit kan maken van een Palestijnse staat. Dat immigranten uit Rusland of Peru zich zomaar op de Westoever kunnen vestigen, terwijl de Palestijnen die in de oorlog van 1948 zijn verjaagd nog altijd in vluchtelingenkampen wonen, zet veel kwaad bloed. Vorige maand riep de Amerikaanse president George Bush Israël op de bouw van nieuwe nederzettingen stop te zetten - voorlopig tevergeefs.

Terwijl de Palestijnen uit de omringende dorpen nog steeds nergens naartoe kunnen, reizen veel kolonisten uit Karmei Tsur iedere dag op en neer naar Jeruzalem. De sfeer in de omheinde wereld van de nederzetting, met de identieke huizen en de groene tuinen, is ontspannen. Het is een wolkenloze zomerdag, in de speeltuin klinkt het geluid van spelende kinderen en blaffende honden. Het zou iedere willekeurige woonwijk kunnen zijn, ware het niet dat de mannen hier pistolen onder hun broekband dragen, of een automatisch wapen over hun schouder, of allebei.

„We wisten van de problemen hier, en ze hebben ons verteld dat we naast Arabieren zouden wonen”, zegt Mordechai Perez. „Maar we hebben een synagoge om in te bidden en de mensen hier geven om ons. Wij zijn erg dankbaar dat we deze kans hebben gekregen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer