Dat blijkt uit een rapport van de Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) over vrouwenhandel in Zuidoost-Europa.

In Bosnië zijn de helft van de klanten van de tot prostitutie gedwongen vrouwen buitenlanders, voornamelijk leden van de NAVO-vredesmacht. In Kosovo ligt het percentage op veertig. Buitenlanders betalen vaak meer dan plaatselijke mannen.

Over het aantal slachtoffers is weinig bekend. Volgens het rapport komen ieder jaar tienduizenden of zelfs honderdduizenden vrouwen in situaties van uitbuiting terecht. Volgens een schatting uit 1997 van de Internationale Organisatie voor Migratie werden in dat jaar 175.000 vrouwen en meisjes verhandeld. Naar schatting eenderde van alle verhandelde vrouwen is onder de 18.

De vrouwen worden naar Bosnië, Bulgarije, Joegoslavië, Kroatië en Macedonië gebracht om daar als prostituee te werken of om van daar te worden overgebracht naar West-Europa. De meisjes en vrouwen worden geworven via advertenties in plaatselijke kranten die werk in het westen beloven. Veel van de vrouwen die erop reageren weten dat ze mogelijk in de prostitutie terechtkomen. Fysieke dwang komt zelden voor, blijkt uit het rapport. Genoeg jonge vrouwen zijn dermate wanhopig dat zij bereid zijn het risico te nemen.

In Timisoara in het westen van Roemenië verkopen mensenhandelaren vrouwen voor tussen de 50 en 200 euro. Eenmaal in het buitenland brengen de vrouwen tot tien keer zoveel op.

Volgens het rapport moeten de landen in Zuidoost-Europa ophouden de slachtoffers van vrouwenhandel als misdadigers te behandelen. Slachtoffers moeten juist betrokken worden bij de vervolging van mensenhandelaren, aldus het rapport, mogelijk in ruil voor onder meer hulp bij het terugkeren naar huis en het vinden van een baan. In alle onderzochte landen is prostitutie illegaal en worden prostituees vervolgd. Vaak werken de plaatselijke autoriteiten samen met de mensenhandelaren.