„Nederlands op straat moet nieuwe norm zijn”
ROTTERDAM - Minister Verdonk (Integratie) is voorstander van een code waarin staat dat op straat Nederlands wordt gesproken. Zo kan allochtonen duidelijk worden gemaakt wat er van hen wordt verwacht.
Verdonk zei dat zaterdag in Rotterdam tijdens een VVD-congres over integratie. Ze reageerde op de gedragscode van het gemeentebestuur van Rotterdam van eind vorige week. Daarin zijn zeven regels neergelegd voor de dagelijkse omgang tussen alle burgers. Zo dienen alle Rotterdammers vrouwen gelijk aan mannen te behandelen „en met respect.” Hetzelfde geldt voor homoseksuelen die hetzelfde moeten worden behandeld als heteroseksuelen en voor de behandeling van gelovigen en ongelovigen.Minister Verdonk liet zich positief uit over deze zogeheten Rotterdamcode. Zelf is ze ook al een tijdje aan het bestuderen welk gedrag van burgers in dit land mag worden gevraagd. „In gesprekken met allochtonen krijg ik nog al eens de vraag voorgelegd: Wat willen jullie nu precies van mij? We kunnen dat niet goed duidelijk maken. Wat is de Nederlandse identiteit? Waar zijn we als land trots op? Ik wil dat er een heldere samenvatting van de Nederlandse waarden en normen komt.” Ze laat zich hierbij adviseren door wetenschappers en andere deskundigen.
Ex-VVD Kamerlid Griffith, tegenwoordig wethouder in Amsterdam, was minder onder de indruk van in de Rotterdamcode. Vooral de plicht op straat Nederlands te spreken, is haar een doorn in het oog. „Als ik met mijn vriendin op straat lekker Surinaams loop te keuvelen, moet ik dat zelf weten. Ik veroorzaak geen overlast.”
Burgemeester Opstelten van Rotterdam reageerde tijdens het congres dat de code op dit punt niet al te letterlijk moet worden genomen. „U zult op de Lijnbaan geen taalpolitie zien. Het doel is vooral duidelijk te maken dat je het zonder een goede beheersing van het Nederlands hier niet redt. Op de arbeidsmarkt maak je bijvoorbeeld weinig kans.”
Over islamitische scholen als mogelijke hinderpalen voor integratie werd op het congres niet of nauwelijks gesproken. In oktober vorig jaar presenteerde de Teldersstichting, het wetenschappelijk instituut van de VVD, een nota waarin werd voorgesteld de bekostiging van het bijzonder onderwijs af te schaffen. Tijdens een deelsessie over onderwijs bleek deze kwestie totaal niet te leven. De overgrote meerderheid discussieerde liever over de mogelijke bijdrage van scholen aan een betere opvoeding van de jeugd dan over de vrijheid van onderwijs.
Tegenstrijdige geluiden waren er over de omvang van discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Minister Verdonk spoorde allochtonen aan om aangifte te doen als zij aanwijzingen hebben dat ze vanwege hun afkomst worden geweerd bij het zoeken naar een baan of een stageplek. „Als vijftien autochtone leerlingen wel een stageplaats hebben en vijf allochtone niet, weet je dat het niet goed is.”
VVD-Kamerlid Hirsi Ali vond dat iets te kort door de bocht. „Als Marokkaanse jongeren nooit op tijd komen en agressief gedrag op hun werk vertonen, kun je niet zomaar de werkgevers verwijten dat ze discrimineren. Een bedrijf is geen sociale dienst.”