Buitenland

Slachtoffers aardbeving in de rij voor een portie rauw vlees

BAGH - In het Pakistaanse rampgebied probeerden moslims woensdag het beste te maken van het islamitische offerfeest, maar dit lukte niet echt.

Kjeld Duits
12 January 2006 11:22Gewijzigd op 14 November 2020 03:22
BAGH – Een Pakistaanse overlevende van de aardbeving van oktober neemt tijdens het islamitische offerfeest de kop van een stier in ontvangst. Foto Kjeld Duits
BAGH – Een Pakistaanse overlevende van de aardbeving van oktober neemt tijdens het islamitische offerfeest de kop van een stier in ontvangst. Foto Kjeld Duits

Het is de belangrijkste feestdag voor de islam: het offerfeest. Moslims herdenken dat volgens de Koran Abraham zijn trouw aan Allah toonde door zijn bereidheid zijn zoon te offeren. De dag begint met gebed en het offeren van een dier. Het is een dag van samenzijn en delen. Kinderen krijgen snoepgoed en geld. Iedereen draagt zijn beste kleding.„We vieren het offerfeest niet echt”, zegt de 65-jarige Mohammad Ishaq. Met zijn zes gezinsleden woont hij in een kleine tent in een kamp in Bagh. „We besteden er vandaag wel aandacht aan, maar we zijn niet blij. We zijn enkel bezorgd.”

Ishaq heeft alles verloren bij de aardbeving in oktober. Hij was boer in Azadbada, een dorp op 4000 meter hoogte. Het ligt nu bedolven onder de sneeuw. „Mijn huis is volledig verwoest en ik ben al mijn vee kwijt”, zegt hij met droeve stem.

„Mijn familieleden wonen nu verspreid. Gewoonlijk brengen wij deze feestdag samen door, eten we allerlei gerechten, bezoeken we vrienden en familie en bezoeken anderen ons. Maar nu kan dit niet. Een paar mensen van het kamp bezoeken ons vandaag, maar het is niet hetzelfde.”

Veel te eten hebben Ishaq en zijn gezin niet op deze feestdag. Enkel rijst en vlees. Het vlees wordt hun geschonken door de organisatie die het kamp heeft opgezet, het Britse Muslim Global Relief (MGR). MGR verschaft voedsel, kleding, tenten en zelfs financiële bijstand voor de 295 inwoners van het kamp. Zonder de hulp van de organisatie zou Ishaq verloren zijn, maar toch is hij niet blij. Hij voelt zich vreselijk afhankelijk en verloren. „Gewoonlijk slacht ik mijn eigen vee tijdens het offerfeest en geef het vlees weg. Nu moeten we afwachten.”

Hij lijkt er zo mee te zitten dat hij in zijn tent blijft als om een uur of tien de eerste drie van de tien door MGR gekochte stieren in het kamp arriveren voor het moslimfeest. Trots worden ze door het kamp geleid naar een open plek, waar een MGR-vertegenwoordiger foto’s maakt als enkele mannen met de dieren voor een groot Engelstalig spandoek poseren. Het vermeldt in levensgrote letters de naam van de organisatie.

Een voor een worden de stieren gewassen in een klein beekje dat langs het kamp stroomt. De mannen kijken ernstig als ze de dieren schoonborstelen. Daarna worden de runderen geslacht. Na een kort gebed, waarbij de mannen de handpalmen omhooghouden, snijdt een man in een traditioneel gewaad en met een rode hoofddoek de kelen van de stieren door. Ze stribbelen nauwelijks tegen.

Als het bloed uit hun kelen gutst, klinkt een gorgelend geluid. Gedurende een paar minuten blijven de dieren schoppen met de poten. De man met de hoofddoek slaat een paar keer met zijn vlijmscherpe mes op de poten om te kijken of het beest nog reageert. Als de poten niet meer bewegen, beginnen de mannen de stieren te villen.

In de openlucht worden de beesten geslacht. Vele tientallen nieuwsgierige kinderen staan eromheen. Grote brokken vlees, organen en ledematen worden uitgstald op een enorm blauw zeil, waarna andere mannen ze in kleinere stukken hakken en snijden. „Sneller, sneller, sneller”, schreeuwt een man in een rode trui. Dan gaat hij zitten op een stoel en doet niets.

De slachting begint rond een uur of tien en gaat tot 16.00 uur door. De enorme hoeveelheid vlees wordt in vijfitg porties verdeeld en vervolgens in plastic zakken uitgedeeld aan vertegenwoordigers van de gezinnen in het kamp. Met rechte rug poseren ze als ze een zak rauw vlees krijgen overhandigd. Een paar mannen maken foto’s.

Er wordt weinig gelachen. Men is blij om op deze belangrijke dag vlees te krijgen, maar echt gelukkig is men niet. De 27-jarige Shakil Ahmed is een van de wachtende mannen. Zijn broer dient in het leger en Ahmed zorgt voor zijn schoonzuster en alle kinderen. Met vijftien familieleden wonen ze in twee kleine tenten.

„Ik moet nu wachten voor wat ik nodig heb”, zegt hij. „Ik houd er niet van dat ik er om moet vragen.” Hij boft nog, vindt hij. „Mijn broer stuurt ons geld.” Maar hij mist zijn huis in Doba Bhadi, 70 kilometer verwijderd van Bagh. „We maakten onze eigen yoghurt en boter. We verbouwden onze eigen groenten, bakten ons eigen brood. Tijdens het offerfeest hadden we vlees, kip, fruit, gebak en twee soorten rijst, nu hebben we enkel deze zak vlees en wat rijst en groenten.” Hij wijst naar een pan met een handjevol groenten waarmee zijn schoonzuster op wat brandhout buiten een maaltijd poogt te koken. De scherpe rook irriteert de ogen.

Ahmed had zijn eigen grutterijzaak, zegt hij. Nu bezit hij slechts 150 roepies en de twee tenten waarin hij met zijn familie woont. „Het gaat ons op zijn minst vijf jaar kosten om weer een nieuw huis te bouwen.” Dat kost 50.000 roepies, maar hij weet niet hoe hij daaraan moet komen.

Het ergste vindt hij dat hij de kinderen teleur moet stellen. „Ik kon hun deze keer absoluut niets cadeau doen. Gewoonlijk geef ik geld tijdens het offerfeest. Ze verwachten nog steeds dat ze cadeautjes krijgen. Het doet het meeste pijn als de kinderen me vragen iets voor hen te kopen en ik kan het niet geven.”

Juist op dat moment stopt er een Spaanse legerwagen voor het kamp. De militairen geven tekenpapier en potloden aan de kinderen. Die zijn er dolblij mee, maar Ahmed ziet het met lede ogen aan. Hij had de spullen liever zelf gekocht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer