Bertha von Suttners offensief voor de vrede
De Oostenrijkse barones Bertha von Suttner-Kinsky (1843-1914) was de eerste vrouw aan wie de Nobelprijs voor de vrede werd toegekend. Deze in Praag als gravin Kinsky geboren vrouw kreeg de prijs in 1905.
Het was oneerbiedig gezegd een koekje van eigen deeg. Bertha von Suttner was enige tijd huishoudster en secretaresse van de Zweedse wapenfabrikant Alfred Nobel geweest, had twintig jaar lang, tot Nobels overlijden in 1896, een intensief schriftelijk contact met hem onderhouden en droeg er wezenlijk toe bij dat Alfred Nobel in zijn testament niet alleen een bedrag beschikbaar stelde voor een jaarlijkse prijs op het gebied van de natuurkunde, de scheikunde, de medicijnen en de literatuur, maar ook op het terrein van de vrede.
Bertha von Suttner werd in 1889 in korte tijd een Europese beroemdheid. In dat jaar publiceerde zij haar antioorlogsroman “Die Waffen nieder!” De aarzelende uitgever Pierson zal de stap tot publicatie niet betreurd hebben. Het boek werd in meer dan twaalf talen vertaald en had in 1912 al de veertigste druk bereikt. Wat was de reden voor dit enorme succes van een qua verteltechniek niet bepaald vernieuwende roman? De roman vertelt het levensverhaal van een Oostenrijkse vrouw gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw.
Het leven van deze Martha staat in het teken van de steeds als dreiging aan de horizon opdoemende oorlog. Zij verliest haar eerste echtgenoot in 1859 in de slag van Solferino, maakt verschrikkelijke angsten door tijdens de Oostenrijkse oorlogen tegen Denemarken in 1864 en tegen Pruisen in 1866 en verliest haar tweede echtgenoot in 1871, in de nadagen van de Duits-Franse oorlog. Als gevolg van de spanningen in 1864 sterft Martha’s tweede kind kort na de geboorte.
Onthutsend
Nog altijd is de roman “Die Waffen nieder!” boeiend, doordat het werk inzicht geeft in de verheerlijking van de wereld van het militaire gedurende de negentiende eeuw. Het militaire is in Oostenrijk rond 1860 een norm waaraan de waarden van het burgerlijk bestaan worden gemeten. Voor jonge, huwbare meisjes zoals Martha is het verschil tussen een niet-militair en een officier hetzelfde als tussen een meikever en een vlinder. Het militaire is aantrekkelijk voor de burger en dubbel aantrekkelijk voor de vrouwen, omdat zij voor altijd van deelname aan het edele militaire leven verstoken zullen blijven. Jongetjes krijgen loden soldaatjes als speelgoed. Martha’s vader spreekt zelfs van een „frischer, fröhlicher Krieg", alsof het om een zwemwedstrijd gaat. Maar na veel op afstand beleefde ellende spreekt deze vader de woorden uit die de titel van de roman vormen: “Die Waffen nieder!”
Het meest onthutsende voor de lezer van 1889 moet het gedeelte zijn geweest waarin Martha’s man Friedrich in dagboekachtige notities verslag doet van de veldslag in 1866. Dit deel wordt gevolgd door Martha’s zoektocht op het slagveld naar haar gewond geraakte echtgenoot. De naam Florence Nightingale dient zich aan. Treinwagons die volgepropt zijn met zwaargewonden, velden die bezaaid liggen met lichamen en lichaamsdelen. Dit was geen verfrissende, vrolijke oorlog meer. Dit doorbrak alle clichévoorstellingen over de heilzame werking van de met de geavanceerde wapens van Nobel en Krupp gevoerde strijd tussen twee legers. De schrijfster had zich door historische documentatie en door gesprekken met overlevenden van de oorlog over de gebeurtenissen op de slagvelden, uitstekend geïnformeerd. Alfred Nobel stak zijn waardering voor de roman overigens niet onder stoelen of banken.
De strijd voor de vrede werd Bertha von Suttners levensdoel. Haar echtgenoot Artur von Suttner steunde haar hierin naar vermogen. De strijd voor de vrede verliep in het geheel niet probleemloos. Bertha von Suttner was kwetsbaar, als pacifiste en als vrouw. De schrijver Felix Dahn muntte de volgende dichtregel op haar: „Wo Männer fechten, hat das Weib zu schweigen." Zij werd als „hysterische blauwkous" betiteld (een blauwkous is een geleerde, ongehuwde vrouw) en als „vredesfurie" aangeduid. Door haar persoon met een geur van belachelijkheid te omringen, trachtten haar tegenstanders haar buiten gevecht te stellen. Maar er kwam ook adhesie voor haar werk, onder meer van de Russische schrijver Tolstoi en van de Nederlandse minister Samuel van Houten.
Vredesbeweging
In de jaren 1890 en 1891 stichtte Bertha von Suttner vredesorganisaties in Duitsland en Oostenrijk. Deze organisaties waren bewust bovenpartijdig en algemeen-humanitair van doelstelling. Aan deze keuze voor de niet-partijdige aard van de vredesbeweging lagen verschillende overwegingen ten grondslag. Een van die redenen was het feit dat vrouwen in Oostenrijk tot 1908 niet aan politieke vergaderingen mochten deelnemen. De vredesbeweging verschafte vrouwen de mogelijkheid van deelname juist wel. Een nog sterker overkoepelende reden was de gedachte dat de vredesbeweging een zo breed mogelijke beweging moest zijn.
De vredesbeweging zoals Bertha von Suttner die zag, was voor alle mensen, voor iedere maatschappelijke groepering en voor elke natie. Ideologische kwesties en nationale gevoeligheden moesten naar de achtergrond verschuiven. Het ging om een gezamenlijk probleem dat door allen onbevangen onder ogen moest worden gezien. Bertha von Suttner streefde naar een vredesbeweging als een beweging waarvan de doelstelling zwart op wit stond, een beweging die brede officiële erkenning genoot.
Vanaf 1892 publiceerde Von Suttner haar „kanttekeningen bij de geschiedenis van onze eigen tijd"" in haar eigen tijdschrift, dat eveneens de beroemde naam “Die Waffen nieder!” droeg. Op het Wereldcongres voor de Vrede in 1893 diende Bertha von Suttner een motie in voor de totstandkoming van een Europese Statenbond, met als toekomstig doel te komen tot een mondiaal verbond van staten, een soort Verenigde Naties dus. Dat de socialisten zich vanaf 1892 van haar distantieerden had te maken met de weigering van Bertha von Suttner om de analyse van de samenleving als ontplofbaar geheel van vijandige klassen te laten prevaleren boven een allen omvattende beweging voor de vrede.
Zij zag wel in dat de socialist Karl Liebknecht in 1893 door zijn onthullingen in de Duitse Rijksdag over de relaties tussen de wapenindustrie en de staatsorganen een belangrijke bron van de oorlog had blootgelegd, maar zij bleef vertrouwen houden in de goede wil van de staatshoofden van Europa. Het vredesmanifest van de Russische tsaar Nikolaas de Tweede in 1898 sterkte haar in deze overtuiging. Dit manifest gaf de stoot tot de eerste Haagse Vredesconferentie in 1899, waarop de eerste stappen werden gedaan in de richting van de vestiging van een Internationaal Gerechtshof (toen nog: Permanent Hof van Internationale Justitie) in Den Haag.
Bertha von Suttner was een kind van haar tijd, in die zin dat zij het gedachtegoed van Darwin uitlegde als theorie van de vooruitgang, van een verdere vervolmaking van de mensheid. Voordat die vooruitgang gestalte kreeg, moest er echter wel het een en ander aan vredesarbeid verzet worden. Als een van de wortels van het kwaad van de oorlog zag Bertha von Suttner het principe van macht en geweld, waarbinnen mensen macht over andere mensen claimen.
Zolang mensen hun belangen verdedigen ten koste van andere mensen, zal er oorlog zijn, zo luidde haar opvatting. Zodra het recht van de sterkste zou zijn uitgeroeid, zou ook de vrouw gelijke rechten krijgen en zou er helemaal geen oorlog meer gevoerd worden. Daarbij meende Von Suttner dat vrouwen geenszins vredelievender waren dan mannen. In het laatste hoofdstuk van haar boek uit 1889: “Het tijdperk van de machines. Toekomstcolleges voor onze tijd”, pleit de schrijfster voor een internationaal hof van arbitrage en voor een internationale vredesbeweging. De eerste initiatieven hiertoe kwamen uit Engeland. Zij werd de advocaat hiervan op het continent.
Remedie
Bertha von Suttner appelleerde in haar strijd voor de vrede aan de verontwaardiging van het verstand en aan de verontwaardiging van het hart. Het tweede streven was voor velen in Europa nieuw. In haar dagboeken en memoires gaat Von Suttner het gesprek aan met haar tijd, met alle machten en krachten die op datgene afsturen dat zij in al zijn verschrikkingen in haar “Die Waffen nieder!” had beschreven. Haar remedie was: De problemen van de oorlog moeten zo uitgebreid en informatief mogelijk in de openbaarheid worden gebracht.
De kranten zijn haar meest geduchte wapens. Mensen beseffen immers niet dat de brute oorlog de cultuur tot haar meest weerloze slachtoffer maakt. Voorts streeft zij naar een internationale politiemacht om conflicten te beheersen en op te lossen. De relaties tussen staten dienen volgens Von Suttner via rechtsregels te worden vastgelegd. Heilloos is in haar ogen de bewapeningsspiraal. De vrede tussen staten is daarnaast het best gediend met economische interafhankelijkheid.
Had Bertha von Suttner geweten dat de meerderheid van de Duitse sociaal-democraten in de Rijksdag in 1914 voor de bewapeningsbegroting zou stemmen, dan zou haar laatste dagboeknotitie heel wat pessimistischer zijn geweest dan zij nu is. Was zij naïef of is het een tragische trek in deze vrouw dat zij ondanks de wapenwedloop hoop bleef koesteren op de vrede? Terugkijkend is er reden voor grote waardering voor deze onvermoeibare strijdster tegen de oorlog. De twintigste eeuw heeft haar beeld doen verbleken. Wij zouden een inspirerend standbeeld voor haar moeten oprichten.