Kabinet maakt van militair een speelbal
DEN HAAG - Een tot de tanden toe bewapende troepenmacht gaat naar een Afghaans wespennest. „Opbouwen waar mogelijk, vechten als het nodig is.”
NAVO-baas Jaap de Hoop Scheffer kan in Brussel niet anders dan concluderen dat het Haagse „gedoe” waar hij enkele weken geleden in deze krant over sprak, nog lang niet voorbij is. Met „het voornemen” van het kabinet om in mei volgend jaar 1200 man naar de onrustige Afghaanse provincie Uruzgan te sturen, wordt de militair een politieke speelbal.Krijgers begrijpen niet dat ministers slappe knieën hebben. Het bekende ”Wij zijn er klaar voor” ligt militairen voor in de mond. Dat politici terugdeinzen voor het beeld van dode militairen in bodybags, wekt verbazing. „Het is ons vak”, zegt landmachtbaas generaal Peter van Uhm. „Daar horen risico’s bij. De brandweer deinst toch ook niet terug voor hoge vlammen?”
Voor minister Kamp van Defensie is de inzet van de vaderlandse krijgsmacht in Afghanistan een principezaak. Militairen zijn er niet om alleen op de hei te oefenen, vindt hij.
Aan de uitzending naar Uruzgan kleven „reële militaire risico’s” met mogelijk „slachtoffers aan Nederlandse kant.” In het gebied heerst wanorde, de overheid functioneert nauwelijks, de Taliban is er „zeer actief” en er is sprake van drugscriminaliteit. Een wespennest zoals de Nederlandse krijgsmacht die op buitenlandse missies nog maar zelden aantrof. Daarom presenteert Kamp een tot de tanden toe bewapende missie.
Nederlandse infanteristen zullen op twee bases in het zuiden van de provincie worden gestationeerd. Daar zitten nu nog Amerikanen. De bedoeling is dat zij net als het Nederlands provinciaal reconstructie team (PRT) in het noorden de bevolking helpen bij de wederopbouw van het land.
Nergens in de brief aan de Tweede Kamer meldt het kabinet om welke militairen het gaat. Militaire bronnen bevestigen dat de Luchtmobiele Brigade het grootste deel van de eenheden zal leveren. Ook gaan er commando’s mee voor het verzamelen van inlichtingen. De mannen en vrouwen slapen in gepantserde containers. De militairen krijgen mortieren, pantserwagens met snelvuurkanonnen en zwaarbewapende vliegtuigen mee. Naast zes Apachegevechtshelikopters zullen op het vliegveld van Kandahar ook zes F-16’s worden gestationeerd.
De Nederlandse Apaches waren al eerder in Afghanistan, nu staan er vier F-16’s op het vliegveld van Kabul. Die missie wordt beëindigd, evenals het PRT in het noorden.
Om een duidelijke vinger in de pap te kunnen houden, wordt Nederland met Canada en Groot-Brittannië een van de leidende landen in Zuid-Afghanistan. De drie wisselen elkaar af bij het bevel over het regionale hoofdkwartier in Kandahar. De nieuwe missie moet de Afghanen helpen. „De Amerikanen moesten vechten om de Taliban te verdrijven”, aldus Kamp. „Wij kiezen voor de wederopbouw.” Daarbij wordt het „uitdelen van een klap” niet geschuwd. „We vechten als het nodig is.”
Het is de aanpak waar Nederland succes mee boekte in Irak. Waar Amerikanen patrouilleerden met de loop van het wapen naar boven („ready to kill”) droegen onze militairen hun Diemaco met de loop naar beneden. Waar Amerikanen eerst schoten en daarna vragen stelden, deden wij het volgens het poldermodel. „Met praten kom je een eind.”
Vraag is of het wapengekletter in Uruzgan niet averechts werkt op de bevolking. Verse troepen die de deuren komen intrappen. Er is veel aan gelegen om de ”hearts and minds” van de bevolking te winnen.
Bij Defensie spreekt met graag over ”lessons learned”: wat leer je van eerdere uitzendingen? Hopelijk neemt men van de ervaringen in Irak mee dat ondanks de inzet van Apaches, mortieren en pantservoertuigen het grootste gevaar komt van „gewapende oproerkraaiers.”
Marechaussee Jeroen Severs stierf vorig jaar augustus door kogels uit een klein kaliber wapen. Drie maanden eerder kwam sergeant Dave Steensma door een granaat om het leven. Een F-16 kan daar niets tegen doen. Kamp erkent de risico’s. „Dit is een opdracht waar een beroepsmilitair militair voor is geworden.”