Het Amerikaanse leger meldde maandag dat het ging om acht zeer hoge functionarissen en negentien andere gevangenen die eerder werden vastgehouden als verdachten van oorlogsmisdrijven en als getuigen in zaken tegen het regime van Saddam.Onder de ex-gedetineerden is volgens Iraakse bronnen onder anderen de voormalige soennitische bewindsman van Onderwijs, Humam Abdel Khaleq. Hij was ook verantwoordelijk voor het Iraakse atoomenergiebureau. Ook Ahmed Murtada Ahmad Khalil, een ex-minister van Transport, is vrijgelaten.

De twee vertrokken waarschijnlijk maandag al naar het buitenland, onbekend is naar welk land. Jordanië zei direct na hun vrijlating de voormalige Ba’athfunctionarissen geen onderdak te zullen bieden, omdat zij een „veiligheidsrisico” zouden vormen.

Ook zouden er na ongeveer twee jaar gevangenisstraf twee vrouwelijke ex-functionarissen, Huda Saleh Mahdi Amash en Rihab Taha, zijn vrijgelaten. De twee zijn deskundig op het gebied van biologische oorlogsvoering. De vrijgelaten functionarissen beschikken volgens een woordvoerder van het Amerikaanse leger niet langer over relevante informatie.

De Amerikaanse president Bush liet zondag weten dat de Verenigde Staten volgens hem aan de winnende hand zijn in Irak, hoewel hun nog wel beproevingen staan te wachten. In een rechtstreeks uitgezonden televisietoespraak gaf Bush toe dat de taak in Irak zwaarder is dan vooraf was ingeschat, maar hij verdedigde zijn besluit om tegen het land ten oorlog te trekken. Volgens hem is de wereld na het verwijderen van het regime van Saddam veiliger geworden.

Maandag plaatste een aan al-Qaida gelieerde groepering in Irak een video op internet waarop te zien is hoe een Amerikaanse gijzelaar door zijn ontvoerders wordt geëxecuteerd. Het slachtoffer is vermoedelijk de aannemer Ronald Schultz, die al op 8 december is vermoord.

Een Duitse wetenschapper en haar chauffeur, die op 25 november werden ontvoerd, hadden meer geluk. Archeologe Susanne Osthoff kwam zondag onverwacht vrij. Maandag lieten de ontvoerders ook haar chauffeur gaan.

In heel Irak was het maandag intussen onrustig door protesten tegen de voorgenomen verhoging van de brandstofprijs. In verscheidene steden gingen honderden mensen de straat op om te betogen tegen de maatregel die op 1 januari van kracht moet worden. De prijsverhoging komt volgens de regering de Iraakse economie ten goede en het geld zal worden gebruikt voor subsidies aan arme gezinnen.

Minister van Oliezaken, Bahr al-Ulum, dreigde maandag met aftreden als de regering niet terugkomt op haar besluit, dat al in oktober is genomen. „Wij moeten de Irakezen die hun leven riskeren om te gaan stemmen niet straffen door de prijzen te verhogen”, aldus de minister, refererend aan de parlementsverkiezingen die vorige week in Irak zijn gehouden.