China opvallend afwezig in diplomatendans rond Kasjmir
De dreiging van een oorlog tussen India en Pakistan lijkt te zijn afgenomen. Dit is mede te danken aan de bemiddeling van Rusland en de Verenigde Staten. Men zou verwachten dat ook buurland China graag zou aanschuiven aan de onderhandelingstafel. Maar Peking houdt zich opvallend rustig en wil zich zelfs neutraal opstellen.
Sinds 1989 is de onrust in het Indiase deel van Kasjmir toegenomen door terreur van groeperingen die aansluiting bij Pakistan of onafhankelijkheid nastreven. De Indiase regering beantwoordde de toename van het geweld met direct bestuur vanuit New Delhi en met stationering van (semi)militaire eenheden in Kasjmir. Sinds een aantal maanden zijn aan beide grenzen circa 1 miljoen militairen gestationeerd. Een uiterst explosieve situatie, als men bedenkt dat beide landen kernwapens hebben.
De internationale gemeenschap lijkt er op tijd in te zijn geslaagd een verdere escalatie te voorkomen. Het voortouw werd genomen door de Russische regering. Met name president Poetin wil het prestige van Rusland opvijzelen. Hij trachtte tijdens de recente ontmoeting van een aantal Aziatische landen in Alma-Ata zich op te werpen als bemiddelaar tussen India en Pakistan. Dit gebeurde overigens impliciet met steun van zowel de Verenigde Staten en China.
„Poetin poogt de Russische rol in de wereld te herstellen. Het gebied van India en Pakistan ligt veel dichter bij Rusland dan bij Groot-Brittannië of bij de Verenigde Staten”, vertelde Roland Timerbayev, een vroegere wapenonderhandelaar van de Sovjet-Unie, in de Washington Post. „Ons belang heeft niets te maken met het streven naar strategische dominantie.”
Op grond van geopolitieke overwegingen is de actieve rol van de Russische regering te begrijpen. Maar vanuit dezelfde redenering zou men dit verwachten van de regering in Peking. Als de drie grootmachten China, Rusland en de Verenigde Staten gezamenlijk militaire en politieke druk op Pakistan en India zouden uitoefenen, zou men een optimaal resultaat kunnen verwachten.
De Amerikanen zitten niet stil. Evenals de Russische regering is de Amerikaanse regering de laatste maanden druk met de kwestie Kasjmir bezig.
Pakistan, een van de oude regionale bondgenoten van China, veranderde na 11 september en de operaties in Afghanistan in een Amerikaanse bondgenoot. Amerikaanse troepen voerden al dan niet openlijk vanaf Pakistaans grondgebied acties in het Afghaans-Pakistaanse grensgebied uit. Ook met India haalde de Amerikaanse regering de politieke en militaire banden aan. Zo patrouilleren Indiase en Amerikaanse schepen gezamenlijk in de Straat van Malakka om er de commerciële scheepvaart te beschermen. Verder worden er in de Verenigde Staten aanzienlijk meer Indiase officieren opgeleid dan enkele jaren geleden het geval was.
En de Chinese regering? De Chinese regering lijkt zich in het conflict nogal op de vlakte te houden. Dat is opmerkelijk omdat er voor Peking in de regio grote belangen op het spel staan. China poogt de laatste tijd een uitgebalanceerde politiek te voeren.
Kasjmir wordt voor 45 procent beheerst door India, 35 procent staat onder controle van Pakistan en de resterende 20 procent staat onder Chinese controle.
„Wij proberen neutraal te zijn”, zei een Chinese woordvoerder tijdens de topconferentie van zestien Aziatische landen in Alma-Ata. De neutrale opstelling van China werd ook al tijdens het bezoek van president Zemin aan India duidelijk.
De verbeterde diplomatieke relaties tussen India en China heeft tot meer diplomatieke activiteiten geleid. Ondanks de toenemende spanningen en de militaire mobilisatie in India en Pakistan, bezocht premier Zhu Rongji begin dit jaar India. Hij benadrukte tijdens dat bezoek nog eens de wens van zijn regering om vriendschap te sluiten.
Ook benadrukte hij de neutrale opstelling van zijn land in de kwestie Kasjmir. Een insteek die vorige week volgens het persbureau Xinhua nog eens door de buitenlandwoordvoerder van de regering, Liu Jianchao, werd onderstreept.
Waarom deze neutraliteit? Eén reden is dat de Chinese regering zich geërgerd heeft aan de rol van de Pakistaanse inlichtingendienst in het trainen van islamitische separatisten in de provincie Xinjiang. Dat is goed te begrijpen in het licht van de situatie in 1963.
In 1962 veroverde China de Indiase gebieden Aksai Chin en Demchok in Kasjmir. Een jaar later stond Pakistan een klein deel van Kasjmir af aan zijn trouwe bondgenoot China, waardoor Peking beter toegang kreeg tot de twee opstandige provincies Tibet en Xinjiang. De Chinese regering kon zo de strategische Karakoram Highway van de Chinese stad Kashgar naar de Pakistaanse hoofdstad Rawalpindi aanleggen. Verder heeft China Pakistan jarenlang geholpen met nucleaire en raketprogramma’s.
De belangrijkste reden voor de neutraliteit is de nieuwe situatie na 11 september. Peking heeft de Amerikaanse strijd tegen de Taliban en al-Qaida gesteund omdat deze organisatie ook de opstandelingen in Xinjiang hebben getraind. China voelt zich in de aan Kasjmir grenzende provincie Xinjiang steeds meer bedreigd door islamitische separatisten die streven naar een onafhankelijk Oost-Turkestan.
Anderzijds is China zeer bezorgd over de toekomst van de regio. De stationering van Amerikaanse troepen in Afghanistan en in Kirgizië, dat grenst aan China, houdt in dat de Verenigde Staten met instemming van de Pakistaanse regering hun invloed in de regio aanzienlijk hebben vergroot. Op Pakistaans grondgebied opereren namelijk ook Amerikaanse militairen, bijvoorbeeld vanuit een militaire basis in Jacobabad.
De Verenigde Staten hebben nu goede politieke en militaire betrekkingen met zowel Pakistan als India. De nieuwe militaire infrastructuur van de Amerikanen in de regio en de goede verhoudingen met beide landen zouden zich wel eens tegen de Chinezen kunnen keren, zo is de gedachtegang. Daarom past een vlakke en neutrale opstelling, zo meent Peking. Een ingeving die gebaseerd is op het bekende eigenbelang van de staat.