Sommige soennieten genieten van Saddam
BAGDAD - Kijkend naar het televisieverslag van de rechtszaak tegen Saddam Hussein lopen bij Jinan Mushrif de rillingen over de rug. Van trots.
Als de oud-dictator van Irak en een van zijn medeverdachten roepen: „Lang leve Irak. Lang leve de Arabische staat”, zegt de 49-jarige huisvrouw uit Bagdad opgetogen: „Dit zijn de echte mannen van Irak.”Saddams uitbarstingen maandag tijdens de derde sessie van de rechtszaak tegen hem wegens massamoord vielen bij sommige soennieten in goede aarde. Zijn uitdagend gedrag voedt hun afkeer van het nieuwe Irak, waarin de soennieten -die onder Saddam de dienst uitmaakten- zijn verdrongen door de Koerden en de sjiieten.
De zoon van Mushrif, Ziyad Tariq, ging maandag niet naar zijn werk, maar bleef thuis om naar het proces te kijken. Hij weet zeker dat de sjiitische leiders een showproces hebben georganiseerd om de moraal van hun volgelingen hoog te houden. De rechtszaak, concludeert Tariq, is een „gevecht met woorden”, waarin de deelnemers niet de belangen van de Irakezen dienen, maar die van henzelf.
Zijn oordelen worden in zijn ogen alleen maar bevestigd als de eerste getuige tegen Saddam verschijnt. Hij beschrijft een arrestatiegolf en allerlei martelpraktijken die plaatshadden na een mislukte aanslag op Saddam in 1982 in de stad Dujail. „Kijk hem eens, met zijn Iraanse accent”, schreeuwt de 27-jarige Tariq naar zijn moeder. „Hij draagt een pak zonder stropdas, net zoals de Iraniërs.” Veel soennieten beweren dat de Iraakse regering wordt beïnvloed door buurland Iran en dat ze toestaat dat Iraniërs in Irak infiltreren.
Als Saddams halfbroer en medeverdachte Barazan Ibrahim in de richting van de publieke tribune spuugt, barst Mushrif in lachen uit. „Dit is een farce”, zegt ze verheugd. „Ik vind het leuk dat Barazan die lafaard bespuugt.” Ibrahim meende te moeten spugen vlak nadat de advocaten van Saddam een bezoeker ervan hadden beschuldigd bedreigende gebaren te maken. De advocaten van Saddam menen dat de rechtbank niet over de bevoegdheid beschikt om hun cliënt te berechten.
En zo gaat de grote Saddamshow maar door. Hij verklaart dat hij alle Irakezen verdedigt door een rechtbank uit te dagen die door de Verenigde Staten worden geleid. Hij lijkt zelfs een van de rechters te bedreigen door hem te zeggen dat, als de revolutie in Irak uitbreekt, hij zich zal moeten verantwoorden. Zijn verdediging, kortom, is bedoeld om de soennieten te paaien.
De soenniet Mohammed Omar, een werkloze vader van twee kinderen, verwoordt de gevoelens van een aanzienlijk aantal soennieten. „Misschien onderdrukte Saddam zijn tegenstanders. Dat was verkeerd. Toch lijkt hij (…) de sterke man die we nodig hebben.”