Europese Hof Mensenrechten veroordeelt Nederland
STRAATSBURG (ANP) – Het Europese Hof voor de Mensenrechten heeft donderdag in Straatsburg Nederland veroordeeld wegens de weigering een Eritrees meisje toe te laten. Haar familie in Nederland poogde haar naar ons land te halen.
De rechtbank in Den Haag heeft volgens het hof in de jaren negentig in strijd met de Europese Conventie van de Mensenrechten het eind 1981 geboren meisje Mehret toegang tot ons land geweigerd. Dat was een schending van het recht op een privé– en familieleven.De moeder vluchtte in 1989 naar Europa en kwam na een huwelijk in 1993 naar Nederland. Ze verwierf de Nederlandse nationaliteit en kreeg twee kinderen. Ze heeft daarna geprobeerd haar achtergebleven dochter over te laten komen, maar haar verzoeken werden telkens afgewezen. Ten onrechte, meent het hof.
Eerst mocht de dochter niet komen, omdat de moeder volgens de rechtbank niet snel genoeg met de procedures begonnen zou zijn. Van Buitenlandse Zaken in Den Haag kreeg ze te horen dat niets haar ervan weerhoudt een familieleven in Eritrea te beginnen. Hetzelfde oordeelde de rechter in hoger beroep, die voorts meende dat familiehereniging waar de Europese Conventie voor de Mensenrechten in artikel 8 op doelt, hier niet van toepassing was.
Het Europese hof verwierp donderdag de rechterlijke uitspraken en de houding van de ambtenaren in Den Haag. De Nederlandse moeder, Goi Tuquabo–Tekle, wachtte volgens het hof met procedures om haar dochter te laten komen, omdat een raadsman haar adviseerde eerst een Nederlands paspoort te bemachtigen.
Het stelde voorts vast dat de twee Nederlandse kinderen van Tuquabo–Tekle Eritrea praktisch niet kennen. Daarom zou haar familieleven zich beter in Nederland kunnen ontwikkelen. De weigering om Mehret toe te laten is daarom in strijd met de mensenrechtenconventie.
Het oordeel uit Straatsburg is bindend. Van de Nederlandse staat wordt als partij bij de conventie verwacht dat die maatregelen neemt om het vonnis van het hof uit te voeren. Bovendien moet hij ook schadevergoedingen van meer dan 9000 euro aan de klagende partij uitkeren.