Bewapening na aanslagen stijgt fors
De uitgaven voor bewapening in de wereld nemen fors toe naar aanleiding van de aanslagen van 11 september in de Verenigde Staten. Dat zegt het Zweedse onderzoeksinstituut Sipri in zijn donderdag verschenen overzicht van defensiebestedingen en internationale veiligheid over 2001.
Het Amerikaanse militaire budget van 281 miljard dollar is het grootste ter wereld. De volgende vier landen -Rusland, Frankrijk, Japan en Groot-Brittannië- geven samen ongeveer de helft van de VS uit, aldus het Sipri.
Het gerespecteerde Stockholm International Peace Research Institute (Sipri) stelt in het jaarboek dat de daarin vermelde stijging met 2 procent van het afgelopen jaar nu al fors naar boven moet worden bijgesteld. Dat komt omdat de extra uitgaven van eind vorig jaar van de Verenigde Staten voor de oorlog tegen het terrorisme nog niet in de statistieken zijn verwerkt.
De militaire uitgaven waren in de periode van 1987 tot 1998, met het eind van de Koude Oorlog, gedaald. De afgelopen drie jaren stegen de kosten weer, met in totaal 7 procent.
De wereldwijde strijd tegen de terreur is te veel gericht op het arresteren van verdachten en andere kortetermijnsuccessen waardoor het voorkomen van gewapende conflicten in het geding komt.
Het Sipri bekritiseert de Amerikaanse antiterreurinspanningen na 11 september. De nadruk daarvan ligt te veel op militaire actie en te weinig op het voorkomen van nieuwe terreurdaden. „Verwachtingen over een mondiale aanpak om terreur te voorkomen zijn niet uitgekomen - niet op het niveau van de Verenigde Naties en niet in het kader van de NAVO”, zei Sipri-directeur Adam Rotfeld.
Volgens Rotfeld neigen de Verenigde Staten ondanks beloftes om samen te werken te veel naar unilateralisme. „Het aanpassen van het coöperatieve veiligheidssysteem vraagt om nieuwe normen en principes”, zegt Rotfeld in de introductie van het rapport. „De VS kunnen hier een beslissende rol spelen, maar in de praktijk neigt het land naar eenzijdige stappen. De wereld heeft de VS nodig als nooit tevoren. Maar de VS hebben ook de wereld nodig.”
Rusland was afgelopen jaar voor het eerst de grootste exporteur van wapens en wapensystemen. De Russische uitvoer nam met 24 procent toe tot een waarde van 5 miljard dollar, waardoor de Verenigde Staten (4,6 miljard) van de eerste plaats als wapenexporteur werden verdreven.
Grootste inkoper van wapens is verreweg China, dat voor 3,1 miljard dollar wapenuitrusting importeerde. Dat betekent een stijging met 44 procent ten opzichte van het jaar daarvoor.
In het rapport bekritiseren de onderzoekers van het Sipri wapenleveranties aan India en Pakistan omdat de spanningen over het omstreden Kasjmir daar alleen door toenemen. Sinds 2000 zijn de Indiase wapenimporten met meer dan 50 procent toegenomen. Het land is daarmee de derde wapenontvanger ter wereld geworden.
De terugtrekking van de VS uit het ABM-verdrag heeft volgens het Sipri echter de vooruitgang op het gebied van wapenbeheersing niet tegengehouden. Zowel de VS als Rusland heeft het inkrimpen van arsenalen kernraketten voortgezet.
Volgens de onderzoekers is de strijd tegen de terreur niet langer gericht op het voorkomen van terreuraanslagen, maar wordt vooral gewerkt aan het kappen van „de financiële, politieke en militaire banden van terroristen met hun aanhangers” en het vangen van daders. Die aanpak dreigt het idee van conflictpreventie onderuit te halen omdat de militaire betrekkingen tussen landen andere kwesties overschaduwen.
„Alhoewel bij deze tactiek een veelheid aan middelen wordt ingezet, gaat het vooral om dwang tegen personen en kortetermijnsuccessen”, aldus het Sipri. „De mate waarin landen als Pakistan, Sudan of Tadzjikistan te hulp worden geroepen belemmert de bereidheid van de internationale gemeenschap om met die landen te spreken over deugdelijk bestuur en mensenrechten.”