Buitenland

Eigen Turkse republiek bleek een brug te ver

NICOSIA - Voor de vroegere leider van de Turkse Cyprioten Rauf Denktash stond de Turkse Republiek van Noord-Cyprus volstrekt niet ter discussie. Een eigen staat of anders aansluiting bij Turkije was volgens hem de enige manier om de belangen van de Turkse bevolkingsgroep op het eiland veilig te stellen. Bij de verkiezingen van april dit jaar werd de inmiddels 81-jarige Denktash opgevolgd door Mehmet Ali Talat (53) als president van deze alleen door het Turkse moederland erkende republiek.

Dr. C. S. L. Janse
9 November 2005 08:10Gewijzigd op 14 November 2020 03:09
TALAT
TALAT

Algemeen werd dat beschouwd als een koerswijziging in de Turks-Cypriotische gelederen. Kennelijk ging men ook daar meer en meer inzien dat een eigen republiek niet haalbaar en niet zinvol was. Op het internationale vlak werd die koerswijziging ook gehonoreerd. Talat kreeg vorige maand een uitnodiging van de Amerikaanse regering om naar Washington te komen. Iets wat zijn voorganger nooit te beurt viel.De nieuwe president Talat wil niet al te diep op de geschiedenis ingaan. Ook voor de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van 1983 stonden de Turkse Cyprioten geïsoleerd in de wereld. „Het is jammer dat niet spoedig na de militaire acties van 1974 een voor beide partijen bevredigende oplossing kon worden gevonden”, zo zegt hij nu.

„In de ogen van de wereldopinie waren de Turks-Cyprioten schuldig aan de verdeling van het eiland. Wij werden ervan verdacht dat we ons bij Turkije wilden aansluiten. We zijn er ook wat laat achter gekomen”, zo geeft hij toe, „dat je bereid moet zijn tot compromissen om een oplossing te vinden. Maar anderhalf jaar geleden, bij de stemming over het plan-Annan, waren wij wel bereid met dat voorstel in te stemmen, terwijl de Grieks-Cyprioten in meerderheid nee zeiden.”

Zijn voorganger Denktash voelde niets voor een hereniging van het Griekse en het Turkse deel van het eiland. Talat denkt veel positiever over de mogelijkheid van een Verenigde Republiek van Cyprus, waarin de internationaal erkende Griekse Republiek Cyprus en de niet-erkende Turkse Republiek van Noord-Cyprus zouden moeten opgaan.

In die toekomstige federale republiek wil Talat echter veel zaken in eigen hand houden. Tot het landbouwbeleid toe. Dat is volgens hem in de meeste federale staten een zaak van de deelstaatregeringen. Er zouden drie soorten politie moeten komen: een Grieks-Cypriotische politiemacht, een Turks-Cypriotische en een federale politie.

In hoeverre is de president bereid tot nieuwe onderhandelingen, nu de Grieks-Cyprioten het plan-Annan verworpen hebben? „Ik wil overal over praten”, zo is zijn antwoord. Hij beseft ook wel dat wanneer het noordelijke deel van het eiland daadwerkelijk tot de EU zou gaan behoren, dat allerlei consequenties heeft: aantrekkelijke en minder aantrekkelijke.

De Europese regels over de vrije vestiging van personen zullen op den duur ook van toepassing zijn op de gevluchte Grieks-Cyprioten. Die zouden dan het recht krijgen naar het noordelijke deel van het eiland terug te keren. Voorlopig zou echter sprake moeten zijn van uitzonderingsbepalingen, gezien de bijzondere situatie op Cyprus. Zo was in het plan van Annan overeengekomen dat in het Turkse gedeelte niet meer dan een derde van de bevolking uit Grieks-Cyprioten mocht bestaan.

Volgens Talat denkt de Grieks-Cypriotische president Papadopoulos dat de tijd in zijn voordeel werkt. Turkije is de komende jaren vooral bezig met de onderhandelingen over het lidmaatschap van de Europese Unie en vindt daarbij Grieks-Cyprus als een van de EU-lidstaten tegenover zich. „Van Papadopoulos hebben wij niets te verwachten. Hij wil niet accepteren dat dit een verdeeld eiland is. Hij gunt ons niet ons eigen bestuur. Vandaar dat hij de Grieken ertoe opriep tegen het plan-Annan te stemmen.”

Maar wat betreft de positie van de migranten uit Turkije die zich in Turks-Cyprus gevestigd hebben en daar nu al twintig of dertig jaar wonen, denkt Talat dat de tijd in hun voordeel werkt. „Die mensen kun je nu niet meer wegsturen en zeker hun kinderen niet, die hier geboren en opgegroeid zijn.”

Zijn minister van Buitenlandse Zaken, Serdar Denktash, (een zoon van de oude, maar tot een andere partij behorend) ziet het voor zichzelf als een zware taak om de wereld de andere kant van de medaille te laten zien. „Sinds de uitslag van het referendum van vorig jaar weet de wereld in ieder geval dat wij willen meewerken aan een oplossing van het probleem Cyprus.”

Graag wil hij er ook aan herinneren dat de Turkse invasie destijds een gerechtvaardigde reactie was op de coup van Griekse nationalisten tegen Makarios. Die invasie maakte tevens een eind aan het vermoorden van leden en sympathisanten van de AKEL-partij (de Grieks-Cypriotische communisten) door de aanhangers van het Griekse kolonelsbewind.

Aan het probleem van de achtergelaten bezittingen zit een juridische kant, maar ook een humanitaire, zo is zijn mening. „De vluchtelingen moeten gecompenseerd worden voor hun verloren bezittingen in Noord-Cyprus. Daarbij moet je niet uit het oog verliezen dat degenen die nu al dertig jaar in hun huizen wonen, die huizen onderhouden hebben en vaak ook opgeknapt. Daar kun je niet zo maar aan voorbijgaan.” Verder wijst hij er op dat het inkomen per hoofd van de bevolking in Grieks-Cyprus, anders dan bij de Turks-Cyprioten, sinds de invasie van 1974 fors gestegen is. Eigenlijk hebben die Grieken dus niets te klagen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer