Eritrea en Ethiopië verliezen flexibiliteit in vredesproces
Eritrea en Ethiopië blijven met de koppen tegenover elkaar staan waar het gaat om het uit de weg ruimen van de laatste irritaties in het vredesproces. De beide landen weigeren vooralsnog door te pakken, zei minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken donderdag naar aanleiding van een gesprek dat hij de dag tevoren voerde met zijn Eritrese en Ethiopische collega’s in New York.
Eerder deze week had de bewindsman bij de Verenigde Naties al een gesprek gevoerd met de groep van vrienden van Unmee over de zorgelijke situatie tussen de twee Afrikaanse landen. De vriendengroep, waarvan Nederland voorzitter is, bestaat hoofdzakelijk uit landen die deelnemen of deelgenomen hebben aan de Unmee–vredesoperatie in het grensgebied van beide landen. De onderhandelingen om een einde te maken aan het slepende en bloedige grensconflict tussen de twee landen, kwamen vorig jaar op stoom met de ontplooiing van een VN–vredesmacht in het grensgebied.
Tijdens de gesprekken bleven de beide landen elkaar beschuldigen van onwilligheid om bepaalde onderdelen van de afspraken na te komen. Het gaat ondermeer om de uitwisseling van krijgsgevangenen, het gebruik van de luchtcorridors tussen de beide hoofdsteden en de bewegingsvrijheid van de Unmee–troepen. Eritrea wil bijvoorbeeld dat Unmee elke beweging buiten de tijdelijke veilgheidszone aan Asmara meldt. Voor Unmee is dat onbegonnen werk.
Van Aartsen is vooral beducht voor het uit de hand lopen van een op het oog onschuldig incident. Als beide partijen elkaar blijven irriteren door hun weinig flexibele opstelling, is dat een reële optie, meent hij. De bewindsman heeft de zaak voor zijn vertrek nog voorgelegd aan Kofi Anan, de secretaris–generaal van de VN. Anan zei zich bewust te zijn van de zorgelijke situatie en vertelde Van Aartsen dat enkele leden van de Veiligheidsraad vrijdag de vertegenwoordigers van de twee landen om opheldering zullen vragen.