ABM-verdrag na dertig jaar voorbij
Woensdag loopt het ABM-verdrag af, dat ruim dertig jaar door velen werd omschreven als de „hoeksteen van strategische stabiliteit.”
Het verdrag werd in mei 1972 in het Kremlin in Moskou ondertekend door de Amerikaanse president Richard Nixon en door Sovjet-partijleider Leonid Brezjnjev.
In het Anti-Ballistic Missile-verdrag gingen de VS en de toenmalige Sovjet-Unie ervan uit dat zij beide over voldoende kernwapens beschikten om elkaar meervoudig te vernietigen. Een aanval van de een zou een tegenaanval van de ander uitlokken. Volgens dit beginsel van gemeenschappelijke zelfmoord of wederzijdse terreur werden beide partijen weerhouden van een aanval. Een kernstuk van het verdrag was het verbod om een antiraketsysteem te ontwikkelen, waardoor dit evenwicht ontwricht zou worden.
Sinds geruime tijd pleiten de Republikeinen in de VS voor zo’n systeem, niet om zich te verdedigen tegen het huidige Rusland of tegen China, maar tegen „ongeregelde” staten als Noord-Korea, Irak of Iran. Daarom zegde Washington het verdrag zes maanden geleden eenzijdig op, onder de nodige kritiek van Moskou en van Amerika’s Europese bondgenoten.
Een groep Amerikaanse parlementsleden ondernam woensdag nog een allerlaatste poging om het verdrag per kort geding overeind te houden. Zij menen dat het ABM-verdrag niet zonder goedkeuring van het Congres opgezegd kan worden.