Dat zei P. Schielen woensdag. Hij is projectleider Down–syndroom bij het RIVM. Dit instituut voert het leeuwendeel van de prenatale tests uit, daarnaast is er nog een aantal ziekenhuizen die dit doet. In totaal verwacht Schielen voor 2005 30.000 prenatale tests.
Het gaat vooral om een onderzoek in de tiende tot veertiende week van de zwangerschap waarbij met een bloedtest en een echografische nekplooimeting het risico op het Down–syndroom kan worden voorspeld. Daarnaast is er nog een test waarbij naast de kans op het Down–syndroom ook dat op een open ruggetje kan worden vastgesteld.

Het gebruik van deze prenatale test neemt echter af. Een open ruggetje wordt steeds vaker met een echo vastgesteld, zeker nu minister Hoogervorst (Volksgezondheid) heeft gezegd ook het echografisch onderzoek in het tweede trimester van de zwangerschap te gaan vergoeden, verwacht Schielen.
Hij denkt dat het aantal prenatale tests zo sterk is gestegen, omdat verloskundigen en gynaecologen vrouwen onder de 36 jaar nu kunnen informeren over de screening. Ze mogen de test niet aanbieden, dat mag alleen bij vrouwen van 36 jaar en ouder. Deze krijgen de test ook vergoed.

Uit een onderzoek van het VU Medisch Centrum in Amsterdam onder 3000 zwangere vrouwen blijkt dat 45 procent een prenatale test laat doen. Mocht iedereen de test krijgen aangeboden, dan hoeft dus niet gevreesd te worden voor een massale run op de screening, concluderen de onderzoekers. Ook zou het aanbieden van een prenatale test vrouwen bang maken voor afwijkingen bij hun ongeboren kind, maar ook daar is volgens de onderzoekers geen sprake van.

Wel werd duidelijk dat vrouwen vaak geen weloverwogen beslissing nemen om een test te laten doen. Vooral lager opgeleide vrouwen weten te weinig over de risico’s.