Saddam voor rechter: Ik ben onschuldig
BAGDAD - De Iraakse ex-president Saddam Hussein erkent de legitimiteit van de rechtbank niet en beschouwt zich nog steeds als president van Irak. Tijdens de eerste dag van zijn proces ontkende hij woensdag alle schuld. De zaak werd na enkele uren verdaagd tot 28 november.
De eerste vraag van rechter Rizgar Mohammed Amin aan de oud-president om zich te identificeren, leidde direct tot een woordenstrijd tussen de magistraat en de verdreven dictator. „Wie ben jij, wat wil deze rechtbank?” reageerde de zelfverzekerd ogende 68-jarige Saddam Hussein.Samen met zeven andere gedaagden staat hij terecht voor het bloedbad in Dujail, een sjiitisch stadje even ten noorden van de hoofdstad. Na een mislukte aanslag op 8 juli 1982 op het konvooi van de president, nam het soennitische bewind wraak en executeerde meer dan 140 mensen.
Het proces wordt gehouden in het oude hoofdkwartier van de Ba’ath-partij in de zwaar bewaakte Groene Zone in Bagdad. Het historische proces werd met een vertraging van dertig minuten uitgezonden op de Iraakse televisie en overgenomen door de grote internationale netwerken.
Saddam Hussein was gekleed in een donker pak met een wit hemd, zonder stropdas. Hij droeg een Koran bij zich toen hij Kamer 1 van het Iraakse Speciale Tribunaal (IST) betrad. Voorzittend rechter was Rizgar Mohammed Amin, een 47-jarige Koerd uit Sulaimaniya. Van de vijf rechters was alleen hij in beeld op tv.
„Je kent me. Je bent een Irakees en je weet wie ik ben”, was Husseins reactie op de vraag naar zijn naam. „Ik geef geen antwoorden in deze zogenaamde rechtbank. Wie ben je? Wat ben je? De bezetting is illegaal. Ik behoud mijn constitutionele rechten als president van Irak.”
Toen de rechter antwoordde dat hij Saddam Hussein al-Majid was, „de voormalige president van Irak”, interrumpeerde Saddam Hussein: „Ik zei niet: Voormalige president.” Na een korte woordenwisseling stopte de rechter zijn pogingen om de oud-president te laten antwoorden.
Nadat rechter Rizgar Mohammed Amin de verdachten op hun rechten had gewezen en de aanklachten tegen hen voorgelezen, vroeg hij een reactie van de beklaagden. „Meneer Saddam, ga uw gang. Bent u schuldig of onschuldig?”, vroeg hij. De oud-president antwoordde: „Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik ben niet schuldig.” „Onschuldig”, liet de rechter, een Koerd, optekenen.
Na een paar uur werd de zaak verdaagd tot 28 november. Rechter Rizgar Mohammed Amin verklaarde na afloop tegenover persbureau Reuters dat dat in de eerste plaats gebeurde omdat getuigen te bang zijn om voor de rechtbank te verschijnen. Hij zei dat dertig tot veertig getuigen niet waren komen opdagen.
Daarnaast had advocaat Khalil al-Dulaimi gevraagd het proces tegen zijn cliënt met zeker drie maanden uit te stellen. Volgens de raadsman heeft hij onvoldoende tijd gehad om zich voor te bereiden.
Het is de eerste rechtszaak tegen Saddam Hussein. Deze zaak is gekozen omdat die vrij eenvoudig is en gemakkelijk te bewijzen. Meer dan tien zaken tegen de oud-president zijn in voorbereiding, onder meer voor aanvallen op de Koerden en de inval in het buurland Koeweit.
Als Saddam Hussein in de zaak-Dujail ter dood wordt veroordeeld en daarna in hoger beroep hetzelfde vonnis hoort, dan moet de doodstraf volgens de wet binnen dertig dagen worden uitgevoerd. Dan zou hij niet meer terecht kunnen staan voor de andere rechtszaken.
In de rechtszaal waren vertegenwoordigers aanwezig van mensenrechtengroepen zoals Amnesty International en Human Rights Watch (HRW). Zij maken zich zorgen over de eerlijkheid van de rechtsgang. De druk van de Iraakse regering om de zaak snel af te ronden is groot.
Saddam Hussein regeerde Irak meer dan twintig jaar met ijzeren hand. Hij werd in april 2003 door een coalitie geleid door de Amerikanen verdreven. In december werd hij opgepakt. De hoop van de VS dat de opstand na zijn arrestatie zou verminderen is niet uitgekomen.