India schuift op richting Himalaya
APELDOORN - Aan de voet van de Himalaya ontstaan krachtige aardbevingen omdat de aardkorst daar met een snelheid van 50 millimeter per jaar verschuift. Vooral de geringe diepte van de jongste beving veroorzaakt dramatische schade.
RICHTER - Seismologen drukken de kracht van een beving altijd uit in een getal op de schaal van Richter. De Amerikaanse seismoloog of aardbevingsdeskundige Charles F. Richter ontwierp zijn schaal in 1935. De sterkte van een beving wordt de magnitude van een beving genoemd.De schaal van Richter is logaritmisch, wat betekent dat een beving met een magnitude van 7 tien keer zo sterk is als een met een magnitude van 6 en honderd keer zwaarder dan een met magnitude 5.
Dat getal zegt nog niet veel over de krachten die vrijkomen bij een beving. Proefondervindelijk is vastgesteld dat bij iedere toename met 1 magnitude dertig keer meer energie vrijkomt. Bij een beving met magnitude 7 komt dus 900 keer zo veel energie vrij als bij magnitude 5.
Veel minder in gebruik en daardoor ook nauwelijks bekend, is de schaal van Mercalli, genoemd naar de Italiaan die hem in 1902 introduceerde. (is0(
EPICENTRUM - Het epicentrum van een aardbeving is het punt aan het aardoppervlak dat recht boven de haard van de beving ligt. Die haard is het hypocentrum. Aardbevingen kunnen ontstaan tot op een diepte van ongeveer 700 kilometer in de aardkorst. De beving van zaterdagmorgen vond op 10 kilometer onder het aardoppervlak plaats. De beving was daardoor zeer sterk en bestreek een groot gebied. Hoewel het epicentrum in het noorden van Pakistan lag, werden ook India en Afghanistan getroffen. De trillingen waren tot 1500 kilometer ver voelbaar.
SEISMOGRAAF - Met een seismograaf, een zeer gevoelig instrument om trillingen te registreren, proberen seismologen wereldwijd elke beving van enige omvang waar te nemen.
Een aardbeving verspreidt altijd in alle richtingen trillingen in de bodem. Die planten zich voort in verschillende soorten golfbewegingen, die voor een seismoloog duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden. Aan de hand van de sterkte van de trillingen en de tijdstippen waarop de seismograaf ze signaleert, kunnen ook seismologen die ver verwijderd zijn van het epicentrum toch vrij nauwkeurig de kracht, de tijd en de plaats van een beving bepalen.
SCHOLLEN - De aardkorst bestaat uit acht grote en nog een aantal kleinere schollen of platen. Die bewegen onderling voortdurend; ze schuiven langs elkaar of de ene duikt onder de andere. Door die bewegingen ontstaan er langs de randen van de platen grote spanningen. Als die zich ontladen, treedt er een aardbeving op. De snelheid waarmee platen langs elkaar bewegen, kan soms oplopen tot 10 centimeter per jaar.
Het getroffen gebied in het noorden van Pakistan en India ligt op een plaat die langzaam onder Azië schuift. Vooral aan de voet van de Himalaya ontstaan daardoor zeer krachtige, ondiepe bevingen. De aardkorst verschuift daar ongeveer 50 millimeter per jaar.
De belangrijkste aardbevingszone ligt rond de Stille Oceaan en staat bekend als de circumpacifische gordel. Langs een grote plaat waarop de Stille Oceaan ligt, bewegen zich schollen met daarop onder meer Japan, Alaska, de Filipijnen, Californië, Mexico, Peru en Chili.
NASCHOKKEN - Naschokken volgen op vrijwel elke aardbeving. Nadat de spanning tussen verschillende platen sterk is opgelopen en uiteindelijk zich heeft ontladen in een beving, moet de aardkorst zich als het ware weer zetten. Dat gaat gepaard met naschokken; soms signaleren seismologen er honderden. De naschokken, die enkele dagen kunnen aanhouden, zijn na een zware aardbeving als die van zaterdag niet ongevaarlijk: ze kunnen zelfs een kracht van 6 of meer op de schaal van Richter hebben en nog aanzienlijke schade veroorzaken.
Na een zware beving met een magnitude van 9,5 op de schaal van Richter, in 1969 in Chili, volgde een reeks van meer dan honderd naschokken. Japan registreerde na een aardbeving op 1 september 1923 meer dan 1200 naschokken in die maand.