„Tulpenvelden zullen niet verdwijnen”
„De bollentelers doen hun uiterste best om het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen.” Teler Martien Zandwijk (66), voorzitter van het milieuplatform Bloembollenteelt, is pijnlijk verrast over het advies van een commissie die recent bij de minister aandrong op nog meer vernieuwingen op het gebied van milieu in de sector. „Wij houden ons aan de gemaakte afspraken.”
Grassoorten, bladrammenas en lupines sieren de uitgestrekte bloembollenvelden op de geestgronden achter de duinen bij Noordwijk. De bollen wachten in de schuren op vervoer naar de veiling. Vandaar vinden ze hun weg over de hele wereld.
„We leveren in wel honderd landen”, zegt Zandwijk niet zonder trots. Al honderden jaren is Nederland toonaangevend als het gaat om de bijzondere bolletjes die in het vroege voorjaar zo’n kleurenpracht kunnen ontwikkelen. De sterke opkomst van agrarische productie in sommige andere landen heeft nog niet geleid tot grote concurrentie. „We hebben hier de ideale grondsoort, het juiste klimaat, maar ook de logistiek, handel en expertise.”
Ondanks die sterke positie beleven de ongeveer 3000 bollentelers magere tijden. De prijzen zijn al enkele jaren erg laag. De dure euro en de relatief zwakke dollar spelen de telers parten bij hun export naar de VS en Canada, relatief belangrijk afnemers van bloembollen. Heel goede oogsten en de aanhoudend zwakke economie hebben de prijzen verder onder druk gezet. Ook dure investeringen in bollenpellijnen, spuitmachines en schuren met koel-, vries- en hittecellen maken het vooral voor de wat kleinere bedrijven niet gemakkelijk het hoofd boven water te houden.
Daarbovenop komen de aanhoudende berichten over de vervuiling van de sector. Het forse gebruik van bestrijdingsmiddelen en meststoffen hebben het imago van de sector binnen Nederland aangetast. Afgelopen week benadrukte een onafhankelijke commissie opnieuw dat maatregelen niet kunnen uitblijven, wil de bollensector op termijn niet verdwijnen. „Sommige natuur- en milieuorganisaties en linkse politici wekken ten onrechte de indruk dat het om de meest vervuilende sector van Nederland gaat”, verzucht Zandwijk. Berichten dat de tulpenvelden de komende jaren verdwijnen, doen hem glimlachen. „Daar is geen sprake van.”
Zandwijks bedrijf is de afgelopen jaren geslonken tot 2,5 hectare. Hij beperkt zich tot het kweken van tulpen, hyacinten en narcissen. Eerder had de Noordwijkse kweker 15 hectare in zijn bezit. Hij bouwt zijn bezit af in verband met zijn leeftijd. Volgens hem is 15 tot 20 hectare genoeg om een bollenbedrijf te runnen.
De kwekerij van Zandwijk ligt pal achter de duinen, midden in een waterwingebied. Toen vijftien jaar geleden de eerste berichten over vervuiling naar buiten kwamen, stond hij vooraan om mee te praten over oplossingen. Sinds die tijd is de Noordwijker voorzitter van het milieuplatform en tevens actief in de WLTO en de Koninklijke Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur (KAVB).
„Ik houd er niet van om af te wachten, ik wil graag een offensief beleid voeren”, verklaart hij. Onder zijn leiding werden met de overheid in 1995 de eerste afspraken gemaakt. Die komen erop neer dat in 2010 de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen ten opzichte van 1995 met maar liefst 95 procent moet zijn afgenomen.
„Die komen we na”, verklaart hij. Inmiddels is het gebruik van bestrijdingsmiddelen al aardig gedaald en wel met 25 procent. De bollen worden in speciale afgesloten ruimten ontsmet, de telers hebben nieuwe spuitmachines die voorkomen dat bestrijdingmiddelen verwaaien, het mestgebruik is verminderd. Voorkomen wordt dat fosfaten in sloten terechtkomen en er is fors in nieuwe technieken geïnvesteerd.
Volgens Zandwijk gaat de aandacht vooral uit naar de duizenden traditionele telers, die samen goed zijn voor 22.000 hectare bollenland. „Als je daar iets kunt verbeteren, zet dat zoden aan de dijk. Biologisch telen is niet te doen, zo is de afgelopen jaren gebleken. Ik schat dat er nog maar zo’n 15 hectare land bij biologische bollenkwekers in gebruik is.”
De komende jaren verwacht Zandwijk verder veel van innovatie in de sector. Hij denkt dan aan de introductie van vernieuwde bestrijdingsmiddelen en het bestrijden van virussen met virussen. „Op dat terrein wordt veel onderzoek verricht. Proefnemingen richten zich verder op het gebruik van plantensoorten na de teelt die, naar het zich laat aanzien, de aanwezigheid van aaltjes drukken. Bladrammenas bijvoorbeeld. En natuurlijk zijn er proeven met soorten die resistent zijn tegen allerlei ziekten. Maar het kost soms wel jaren voordat dat leidt tot resultaten.”