OM trekt hoger beroep tegen vermeende terroristen in
Het openbaar ministerie (OM) heeft het hoger beroep in de zogenoemde ’tweede terroristenzaak’ ingetrokken. Dat liet het ressortsparket in Den Haag dinsdag weten.
De rechtbank in Rotterdam sprak in juni 2003 tien van de twaalf verdachten volledig vrij van het werven van strijders voor de jihad, wegens gebrek aan bewijs. Voor de overige twee verdachten had het OM die aanklacht destijds zelf al laten vallen. Justitie bedoelde met de jihad de wereldwijde gewapende strijd van extemisten tegen de vijanden van de islam.
Pijnpunt destijds was dat de rechtbank vond dat informatie die de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst (AIVD) het OM had aangedragen, niet mocht worden gebruikt als bewijs. De rechters vonden dat deze informatie namelijk niet te controleren was.
Justitie stelde na de vrijspraak tegen negen van deze groep verdachten hoger beroep in. Het OM wilde daarmee jurisprudentie uitlokken, omdat de terrorismewetgeving toen niet toereikend was. „Intussen is wel sprake van nieuwe wetgeving. Daarom is nu het voornaamste doel van het hoger beroep weggevallen", zo lichtte het OM dinsdag het besluit toe.
Het OM beschuldigde in 2003 tien van de twaalf verdachte moslims concreet van deelname aan een criminele organisatie. Hun netwerk in Nederland bestond volgens de aanklager J. Valente uit verschillende cellen en had als doel strijders voor de jihad te rekruteren, voor te bereiden en te ondersteunen. Enkele verdachten van de moslimgroep waren zelf opgeleid tot strijder en konden worden ingezet voor de diensten voor al–Qaida en de Taliban, stelde hij.
Om de organisatie financieel te ondersteunen, hield een cel zich onder meer bezig met de smokkel van cocaïne. Andere cellen van de organisatie zorgden voor valse identiteitsbewijzen en hielpen reizen te organiseren voor moslimstrijders, meende het OM.
Omdat het ressortsparket in Den Haag het hoger beroep in deze zaak heeft ingetrokken, zijn de vrijspraken onherroepelijk geworden.