Amerika verruimt bevoegdheden FBI
De federale recherchedienst FBI krijgt ruimere bevoegdheden van de Amerikaanse regering in de strijd tegen het terrorisme.
Beperkingen die in de jaren zeventig waren opgelegd, werden donderdag opgeheven. Dat biedt FBI-agenten de mogelijkheid om uitgebreider te spioneren op plaatsen die openbaar zijn zoals moskeeën, bij openbare bijeenkomsten, om e-mail- en internetdata te registreren en om allerlei politieke groeperingen nader onder de loep te nemen.
Deze bevoegdheden werden in de jaren zeventig drastisch beperkt toen bleek dat de FBI onder leiding van Edgar Hoover onder meer burgerrechtenbewegingen volgde, dossiers bijhield over activisten zoals dominee Martin Luther King en informatie verzamelde over tegenstanders van de Vietnamoorlog.
Dat gebeurde in het kader van het omstreden spionageprogramma Cointelpro. Volgens sommige burgerrechtenbewegingen gaan de VS met deze verruiming van de bevoegdheden voor de FBI terug naar die situatie. „De regering-Bush is blijkbaar vastbesloten de grondbeginselen te ondermijnen van een vrije maatschappij waar gelijkheid heerst en waar de overheid rekenschap dient af te leggen”, aldus een verklaring van een van de grootste burgerrechtenorganisaties in de VS, de American Civil Liberties Union (ACLU).
President Bush verdedigde de beslissing. „Wij zijn vastbesloten om onze grondwet te verdedigen, maar wij moeten Amerika ook beschermen tegen terroristen”, aldus Bush. Minister van Justitie Ashcroft benadrukte dat de beperkingen die de FBI waren opgelegd „in het voordeel werkten van onze tegenstanders.” Na de septemberaanslagen werd volgens hem duidelijk dat de FBI meer armslag nodig had om haar taak naar behoren te kunnen verrichten.
Volgens FBI-directeur Mueller is de verruiming noodzakelijk „om allerhande administratieve hindernissen uit de weg te ruimen die ons werk belemmeren.” Niet iedereen is daarvan overtuigd. Democratisch afgevaardigde John Conyers is bang dat de Republikeinse regering onder het motto van terreurbestrijding steeds verder gaat „in het ondermijnen van de grondwettelijk vastgelegde vrijheden van de Amerikaanse burger.”