Buitenland

„Bomaanslag Bologna was het werk van Palestijnen”

Ook de zwaarste terreuraanslag in Europa voordat al-Qaida voor het eerst toesloeg, had zijn wortels in het Midden-Oosten. Dat beweert degene die -mogelijk ten onrechte- is veroordeeld voor de bomaanslag in Bologna 25 jaar geleden. Is de bewering een betrouwbare hint, of betreft het een vals spoor?

Van onze correspondent
5 August 2005 11:23Gewijzigd op 14 November 2020 02:49

De ergste aanslag in Europa van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Zo wordt de bomaanslag op het treinstation van Bologna in 1980 genoemd, althans afgelopen week door Amnesty International. Het was in elk geval de zwaarste terroristische aanslag in Italië sinds de Tweede Wereldoorlog. Afgelopen week werd herdacht dat bij de aanslag 25 jaar geleden 85 mensen omkwamen en 200 personen gewond raakten.

De bom, die in de wachtkamer van het station ontplofte, blijkt volgens de uitkomst van het strafrechtelijk proces het werk te zijn geweest van neofascisten, met hulp van leden van de Italiaanse geheime dienst en van de subversieve vrijmetselaarsloge P2. Na een lang strafproces werden in 1995 twee neofascisten, Valerio Fioravanti en Francesca Mambro, veroordeeld. Beiden ontkenden hun betrokkenheid bij de aanslag.

Het motief voor de bomaanslag in Bologna blijft onduidelijk. Lange tijd werd aangenomen dat de terreurdaad de overheid in zekere zin goed uitkwam, omdat zij de bomaanslag aan de linkse Rode Brigades zou hebben kunnen toeschrijven, die daarmee harder zouden kunnen worden aangepakt. Dat met de beschuldigende vinger naar rechts-extremisten wordt gewezen, heeft mogelijk ook van doen met de gewoonte bomaanslagen als fascistische methoden uit te leggen. De Rode Brigades pleegden over het algemeen politieke moorden.

„Het is altijd de regel geweest om het fascistische spoor te volgen”, zei gisteren de parlementariër Giovanni Pellegrino, voormalig voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie Bloedbaden, die zoals de naam al zegt onderzoek doet naar de bloedige naoorlogse geschiedenis van Italië. Die kent tal van bomaanslagen, zoals op een Milanese bank (1969), op treinen (1974 en 1984) en op een lijnvliegtuig bij Ustica (1980).

Bij al die aanslagen is het niet precies duidelijk geworden wie de kwade genius was, ook al zitten de vermoedelijke daders in sommige gevallen achter slot en grendel. Vaak ontbreekt een duidelijk motief. Wel blijkt telkens de hand zichtbaar te zijn van geheime organisaties die op een of andere manier banden hebben met de overheid, zoals de P2 of Gladio, een verzetsgroep die in actie zou moeten komen bij een mogelijke Russische invasie.

Het is in elk geval een van de redenen dat de gemiddelde Italiaan geen hoge pet op heeft van de overheid. Een andere overeenkomst tussen deze Italiaanse mysteries, zoals ze worden genoemd, zijn valse sporen die worden uitgezet om de onderzoekers op het verkeerde been te zetten.

Vals spoor of juist een doorbraak? Dat is de vraag die speelt na de verklaring van Mambro afgelopen week dat mogelijk een Palestijnse terreurgroep achter de aanslag in Bologna zat. Volgens haar werkten Oost-Europese geheime diensten en Palestijnse terroristen, zoals de beruchte Georg Habash en Carlos, samen om Italië te treffen omdat het land zijn pro-Palestijnse koers na 1978 had laten varen. Ook Pellegrino meent dat de aanslag in Bologna mogelijk te maken heeft met de Italiaanse politiek ten aanzien van het Midden-Oosten destijds.

Dat de bomaanslag niet zomaar een feit uit het verleden is, blijkt elk jaar uit de massale opkomst van belangstellenden tijdens de herdenking, en uit het wantrouwen jegens regeringsafgevaardigden en parlementariërs. Het laatste bestaat al sinds 1981, toen de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken door het publiek werd uitgefloten.

Dit jaar was het de beurt aan plaatsvervangend premier Giulio Tremonti, die het spreken onmogelijk werd gemaakt. En zoals elk jaar eindigt zo’n herdenking in een verbale oorlog tussen enerzijds linkse partijen -die vinden dat fluitconcerten misschien ongepast zijn maar nu eenmaal onderdeel zijn van een parlementaire democratie- en anderzijds de regeringspartijen, die laaiend zijn over het gebrek aan respect.

Elk jaar gooit de vereniging van familie van de slachtoffers ook nog eens olie op het vuur. Dit jaar maakte de voorzitter van deze club zich kwaad over het feit dat staatsdocumenten betreffende de aanslag niet worden vrijgegeven. Er zou een staatsgeheim op rusten. Maar dat is niet waar, zoals het linkse parlementslid Daria Bonfietti donderdag aangaf. Zij weet waar ze het over heeft, want ze is voorzitter van de vereniging van familieleden van de slachtoffers van de explosie van het vliegtuig bij Ustica. Haar oudste broer kwam om bij die ramp.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer