Kinderen in Indonesië lijden honger
In Indonesië zijn ten minste 2,2 miljoen kinderen onder de vijf jaar ondervoed, blijkt uit schattingen van het Indonesische Rode Kruis (PMI). In de provincie West-Nusatenggara zijn al veertig kinderen aan ondervoeding overleden. Volgens voorzitter Marie Muhammad van het PMI wordt de situatie met de dag slechter.
Pas toen de afgelopen weken in de Indonesische media beelden van magere kinderen met opgezwollen buiken en holle ogen verschenen, begon het probleem in volle omvang duidelijk te worden. In eerste instantie leek de ondervoeding beperkt tot de provincie West-Nusatenggara in het oosten van Indonesië. Maar al snel bleek dat er ook elders in het land grote problemen zijn.
Behalve uit West-Nusatenggara, komen berichten over ondervoeding uit Atjeh, Nias, Papoea, Java en Zuid-Kalimantan. Op Centraal-Java zijn volgens de plaatselijke overheid ongeveer 6000 ondervoede kinderen overleden.
In Atjeh, een gebied dat in december vorig jaar zwaar getroffen werd door de tsunami, meldde een lokaal gezondheidscentrum 388 gevallen van ondervoeding. In Cirebon, in de provincie West-Java, lijden meer dan 4000 kinderen aan ondervoeding. De Japanse regering heeft twee weken geleden voor 1,5 miljoen dollar hulp, vooral melkpoeder voor zuigelingen, toegezegd via het Wereldvoedselprogramma (WFP).
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (BPS) heeft berekend dat ten minste 8 procent van de Indonesische kinderen jonger dan vier jaar aan een vorm van ondervoeding lijdt. Een schatting die veel hoger is dan die van het Rode Kruis, maar die de ware omvang van het probleem volgens veldwerkers ook niet weergeeft.
ACT-DD, een niet-gouvernementele organisatie die bijstand verleent aan armen, beweert dat bijna de helft van de 232 miljoen Indonesiërs te maken heeft met een vorm van ondervoeding. „Wij hebben een aantal regio’s bezocht en we kunnen niet anders dan concluderen dat er sprake is van een nationale ramp”, zegt directeur Ahyuddin van ACT-DD.
De regio’s die het zwaarst zijn getroffen door de ”marasmus kwashiorkor”, de medische term voor zware ondervoeding (West- en Oost-Nusatenggara, Zuid-Sulawesi, West-Sumatra en Lampung) staan bekend om hun rijstoverschotten. Het probleem zou dan ook niet veroorzaakt worden door een tekort aan voedsel, maar door armoede en gebrekkige verspreiding van het voedsel.
Velen zien het opheffen van de overheidssubsidie op brandstof als een van de boosdoeners. Behalve die van brandstof, stegen ook de prijzen van primaire levensbehoeften, waardoor mensen met een laag inkomen zich geen goed eten meer kunnen veroorloven.
De stijging van de brandstofprijzen, die begin dit jaar werd doorgevoerd, was volgens de regering juist bedoeld om de armoede te verlichten en om extra geld vrij te maken voor onderwijs en gezondheidszorg. In de praktijk komt een groot deel van de overheidssteun -in de vorm van goedkope kerosine en rijst- terecht bij handelaren, die de handelswaar tegen een hogere prijs doorverkopen.
Uit gegevens van het Instituut voor Ontwikkeling van de Economie (Indef) blijkt dat slechts 26 procent van de gesubsidieerde rijst daadwerkelijk bij de armen terechtkomt.
Volgens de minister van Gezondheid, Siti Fadilah Supari, wordt ondervoeding niet altijd veroorzaakt door tekort aan eten. „Er bestaat ook gebrek aan kennis over wat gezonde voeding is voor kinderen. En ondervoeding kan ook veroorzaakt worden door ziekten waarbij de eetlust van kinderen wordt aangetast”, zegt zij.
De minister heeft een team onderzoekers naar West- en Oost-Nusatenggara, Nias en Papoea gestuurd om uit te zoeken wat de werkelijke oorzaak van het probleem is.
De ondervoeding heeft in Indonesië geleid tot kritiek op de ”reformasi”, het hervormingsproces dat in gang werd gezet na de val van het regime van president Suharto zeven jaar geleden. Reformasi was bedoeld om de democratie te bevorderen en een betrouwbare overheid te creëren.
Tot nu toe veranderde er echter weinig aan de corrupte en inefficiënte praktijken in het land. Wel viel de bureaucratische structuur uit het Suharto-tijdperk uiteen, wat leidde tot een verslechtering van de gezondheidszorg in het land.
Met steun van de Wereldbank bouwde Suharto centra voor geïntegreerde medische zorg, plaatselijk bekend als ”posyandu”. Ook werden via hetzelfde programma gratis anticonceptiemiddelen verstrekt. Door sluiting van veel posyandu’s zitten miljoenen Indonesiërs zonder goede medische zorg. De slechte gezondheidstoestand van veel kinderen zou te wijten zijn aan de ineenstorting van het posyandu-systeem.
De posyandu’s werden gesloten omdat ze gezien werden als een onderdeel van een inefficiënt programma van Suharto. Maar gezien de huidige problemen zal president Yudhoyono het oude systeem nieuw leven moeten inblazen, zegt Asep Muhtadi van de Islamitische Staatsuniversiteit van Bandung.
„Als de posyandu’s goed bestuurd worden, kunnen ze de gezondheidszorg juist verbeteren”, zegt hij. „Volgens de hervormers deugen de posyandu’s niet, alleen omdat de naam van Suharto ermee verbonden is.”