„Rusland verzint terreurzaken”
Russische mensenrechtenactivisten beschuldigen de autoriteiten ervan strafzaken wegens moslimextremisme uit hun duim te zuigen, om zo de indruk te wekken dat zij vorderingen boeken bij de terreurbestrijding.
Vooral Russische moslims en in Rusland wonende Oezbeken, Tadzjieken en Kirgiziërs zijn het doelwit van deze campagne, die begonnen is na de schoolgijzeling in Beslan, bijna een jaar geleden, zei Vitali Ponomarjov, hoofd Centraal-Azië van de groep Memorial. Behalve het bloedbad in Beslan heeft Rusland de afgelopen jaren nog een reeks andere terreuraanslagen te verduren gehad, waaronder een zelfmoordaanslag bij een metrostation en gelijktijdige bomaanslagen op twee vliegtuigen.
Volgens de mensenrechtenactivisten laten de Russische veiligheidsdiensten toe dat Oezbeekse agenten in Rusland opereren en mensen oppakken.
Volgens Svetlana Gannoesjkina, een activiste van de groep Memorial, hebben agenten in juni veertien mensen aangehouden in Midden-Rusland op beschuldiging van betrokkenheid bij de volksopstand van mei in de Oezbeekse stad Andijan. Honderden mensen kwamen om het leven toen Oezbeekse troepen daar het vuur openden op demonstranten. De regering beweerde later dat radicale moslims achter de opstand zaten en vroeg Rusland en Kirgizië om de uitlevering van verdachten.
Volgens Gannoesjkina was slechts een van de aangehouden personen tijdens de opstand in Andijan geweest en waren de andere kennissen of zakenpartners van deze man.
Een van hen is een Kirgiziër die vanuit Turkije naar Ivanovo was gekomen om textiel te verhandelen. Ponomarjov zei dat de detentie van de veertien in elk geval onrechtmatig was, omdat Oezbekistan volgens bronnen bij het onderzoek pas een maand na hun arrestatie om hun uitlevering verzocht.
Een onderzoek van Memorial in een aantal Russische regio’s bracht aan het licht dat zeker 23 zaken tegen tachtig verdachten van extremisme geen enkele basis hadden, zei Ponomarjov. Hij zei dat het werkelijke aantal waarschijnlijk veel hoger ligt.
Jelena Rjabinina, een activiste van Civiele Bijstand, een groep die vluchtelingen en migranten bijstaat, zei dat een man in de Siberische stad Nizjnevartovsk tot twee jaar cel werd veroordeeld nadat hij in een open brief aan de procureur-generaal en de voorzitter van het hooggerechtshof de mening had verkondigd dat de in Rusland verboden moslimorganisatie Hizb ut-Tahrir een vreedzame groep was. Het openbaar ministerie vond de straf te laag en ging in beroep, waarop het hooggerechtshof gelastte dat het proces over moet, zei zij.
Gannoesjkina wees erop dat ongeveer 20 procent van de Russische bevolking zichzelf als moslim beschouwt. Als er bij de bestrijding van terrorisme onschuldige mensen worden vastgezet, zal het aantal terroristen en extremisten niet afnemen, maar eerder groeien, waarschuwde zij.