Kanaal Philippine is nu slootje
Onder in Zeeuws-Vlaanderen ligt het 500 jaar oude mosselstadje Philippine. Vroeger was het de thuishaven van mosselvissers. Nu is de haven gedempt en bebouwd. Een echte bezienswaardigheid is het stadje niet meer te noemen, behalve wellicht voor culinaire toeristen. Philippine telt maar liefst negen mosselrestaurants.
De haven heet nu het Havenplein. Een reusachtige mossel en de naam van restaurant Au Port herinneren nog aan de oude bestemming. En de hoogaars, een typische mosselboot, die als neonreclame op de restaurantgevel dienst doet.
Het kanaal naar de stad -speciaal in 1900 aangelegd voor de mosselvloot- heeft nu het formaat van een slootje. Het eindigt plompverloren onder de gevel van de rooms-katholieke basisschool De Werf.
Philippine kreeg in 1505 stadsrechten van Philips de Schone, en werd naar hem vernoemd. Na 200 jaar kwam er een opbloei in de vissersstad, toen de mosselcultuur haar intrede deed.
Op oude foto’s van de haven is te zien hoe het hele dorp zich inspant om de binnengekomen schepen van hun mosselvangst te ontdoen. De getijdenhaven had een trapvormige kade. Oud-mosselvisser Sander Ploegaert (79) legt uit wat er gebeurde: „Op de trappen stonden mannen de mossels te spoelen. Vervolgens werden de schelpdieren door vrouwen afgewogen en in een zak gestopt. Daarna laadden de vrouwen ze op wagens, die ze naar België brachten. En soms zelfs nog verder, tot aan Parijs toe.”
Op de foto’s prijkt op de achtergrond een massieve katholieke kerk, die inmiddels ook is vervangen. De oude is in de Tweede Wereldoorlog opgeblazen. „Eigenlijk moest alleen de toren eraan van de Duitsers”, zegt Ploegaert. „Maar ze hebben iets te veel springstof gebruikt. Een foutje.”
Het is niet het enige cultuurgoed van de stad wat door toedoen van de Duitsers verdween. Ploegaert: „Het kanaal mocht in de oorlog niet meer worden uitgediept. De slikbakken die dat deden, werden verboden. Ze waren zeker bang dat de slikscheppers met die bakken naar Engeland voeren of zo.”
Het kanaal verzandde snel door de invloed van omliggende polders. Het bleek de nekslag voor de mosselcultuur. Na de oorlog konden de mosselboten er bij lange na niet meer doorheen. Ze weken uit naar havens als Terneuzen en Wemeldinge. In 1952 werd de haven gedempt.
Een drama? Niet echt, vindt Ploegaert. „Al hield de mosselcultuur wel een bloeitijd voor de stad in.” Maar is er nog sprake van een stadscultuur? Ploegaert betwijfelt het. „Er is hier niet veel gemeenschapszin over. Toen we 450 jaar bestonden, was het nog groot feest, 25 jaar geleden merkte je ook nog wel dat het leefde, maar nu? Goed, er is feest gevierd. Maar veel van de 2500 inwoners zijn import. We hebben een jubileumvlag, maar bijna niemand hangt hem uit.”
Burgemeester J. Lonink van de gemeente Terneuzen, zelf woonachtig in Philippine, is het oneens met de oude visser. „De gemeenschapszin is misschien tanende, maar bij de echte Philippinenaren is ze snel aan te wakkeren.” Volgens hem gelden er voor activiteiten nu andere scheidslijnen dan vroeger. „Was het toen wellicht de katholieke kerk, dan is nu bijvoorbeeld de voetbalvereniging het samenbindende element.”
Lonink is zelf woonachtig in de stad. Hij bevestigt daarmee de bescheiden rol van de stad als forenzenwoonplaats. De burgemeester zegt erg genoten te hebben van de festiviteiten afgelopen zomer. „Ik heb zelf in middeleeuwse kledij door het dorp gelopen.” Het dorp, meneer Lonink? „Tja, een plaats met zo weinig inwoners kun je natuurlijk moeilijk een stad noemen.” Bijna alle Philippinenaren zijn oorspronkelijk afkomstig uit België, net als visser Ploegaert. „Die werden in de negentiende eeuw gedwongen hier te gaan wonen omdat hun schepen niet in België mochten lossen. Het is te merken aan de namen: Dhooghe, Ramlo, Wijnne.”
Maar noem Ploegaert geen Belg, want dat is hij niet. „Een echte Belg is onderdanig, en dat is een Philippinenaar niet. Als ik vroeger een vervelend klusje had op de fabriek -waar ik na de mosselvaart ging werken-, dan vroeg ik het een Belg. Die luisterde tenminste.”
Noem Ploegaert vooral ook geen Ploegaert, want dat wil hij niet. „Het is gewoon Sander. Zo noemen zelfs de schoolkinderen me. Dat is nou echt Philippiens. Ook als de minister hier langskomt, is het gewoon je en jij. Wij voelen ons hier net zo goed als een ander.”
Dit is het zesde deel in een serie over plaatsen die dit jaar een jubileum vieren. .