Corruptieaffaire treft president Brazilië
„Mijn ouders konden niet lezen of schrijven maar waren goudeerlijk. Zij hebben mij bijgebracht dat je niet mag liegen of stelen. Die soms hardhandige lessen ben ik niet vergeten.” Dat vertelde president Luiz Inacio Lula da Silva van Brazilië tijdens een vakbondsbijeenkomst van oliewerkers.
Lula, zoals het staatshoofd in de volksmond heet, had zijn kiezers bij herhaling belooft Brazilië om te toveren in een „fatsoenlijk” land, waarmee hij doelde op het uitroeien van de corruptie en het machtsmisbruik dat vorige regeringen kenmerkte.
En hoewel ook deze linkse regering van de voormalige machinebankwerker nu blijkt te zijn gezwicht voor steekpenningen, weigeren de meeste Brazilianen te geloven dat hun president weet heeft gehad van de misdragingen van zijn ondergeschikten. Een recente opiniepeiling door de prestigieuze krant Folha de Sao Paulo concludeert dat in de ogen van de bevolking president Lula da Silva zich de meest oprechte en eerlijk politicus mag weten die Brazilië ooit heeft gehad.
Toch stellen de cijfers van het onderzoek enigszins teleur, want bijna de helft van de ondervraagden liet weten dat politieke macht en eerlijkheid onverenigbaar zijn. Slechts eenvijfde deel van de Brazilianen heeft het volste vertrouwen in het karakter van de president. Tegelijkertijd vinden bijna twee op de drie Brazilianen dat Lula goed werk levert en de kans moet krijgen om zijn mandaat uit te zitten.
Maar met de reputatie van Lula’s Arbeiderspartij (PT), tot voor kort nog een bastion van progressieve politieke puriteinen, is het iets minder rooskleurig gesteld. Inmiddels hebben twaalf voormannen van de partij hun functie moeten neerleggen wegens betrokkenheid bij een alsmaar escalerend corruptieschandaal dat acht ministers tot opstappen dwong.
Een parlementaire enquêtecommissie probeert de affaire in kaart te brengen. De verrichtingen van de commissie zijn op de televisie te volgen en trekken thans zelfs meer kijkers dan de van oudsher populaire dramaseries. Er gaat letterlijk geen dag voorbij zonder nieuwe geruchtmakende openbaringen die de regering in een kwaad daglicht stellen.
De affaire kwam aan het rollen door toedoen van Roberto Jefferson, de fractieleider van een kleine conservatieve partij in het federale parlement te Brasilia, die de regering-Lula sinds zijn aantreden steunt. Lula noemde Jefferson eens zo loyaal en eerlijk dat hij de afgevaardigde probleemloos een blanco bankcheque zou durven toevertrouwen. Dat terwijl Roberto Jefferson -die zichzelf omschrijft als politiek herboren- in de jaren negentig van de vorige eeuw nog de spil was van een andere, even geruchtmakende corruptieaffaire.
Jefferson trad in de publiciteit met de mededeling dat Lula’s Arbeiderspartij afgevaardigden van andere partijen maandelijkse toelagen uitkeerde voor het goedkeuren van wetsvoorstellen ingediend door de regering. Parlementsleden konden hun stem en zetel aan de PT ’verkopen’ in ruil voor een vaste maandelijkse uitkering van ongeveer 10.000 euro in contanten. Inmiddels is vastgesteld dat enkele tientallen afgevaardigden al in 2003 op dit aanbod in zijn gegaan. In de hectische dagen die volgden op Jeffersons aantijgingen kon de politie verschillende medewerkers van de PT arresteren terwijl zij met koffertjes vol bankbiljetten op weg waren naar de hoofdstad. Een van die partijmedewerkers had de contanten zelfs in zijn onderkleding verstopt en geen van hen kon tekst en uitleg geven over de herkomst van de fondsen.
De parlementaire enquêtecommissie kon dat wel en heeft ontdekt dat de zakenman en publicist Marcos Valerio Fernandes, met wie de PT-leiding nauwe contacten onderhoudt, overheidscontracten voor het verrichten van voorlichtingscampagnes als onderpand heeft gebruikt voor het verkrijgen van 170 miljoen euro aan bankkredieten. Die enorme som geld is aangewend niet voor het bekostigen van reclamespotjes, maar voor het financieren van het omkopingscomplot, waarbij zelfs rechters, politiecommissarissen en andere prominente bestuurders op de loonlijst van de Arbeiderspartij terechtkwamen.
De bedenker van dit ingenieuze omkopingsschema is Lula’s gewezen kabinetschef José Dirceu. De voormalige bewindsman liet doorschemeren dat de hele structuur van smeergelden over en weer niet zozeer door de PT is bedacht maar door de partij werd geërfd van de vorige regering van president Fernando Henrique Cardoso, die inmiddels heeft verklaard dat hetgeen tijdens zijn ambtstermijn plaats heeft gevonden voltooid verleden tijd is en dus niet de inzet kan zijn van een parlementaire enquête.
„Maar corruptie heeft geen uiterste gebruiksdatum zoals yoghurt. We moeten alles onderzoeken wat mogelijk is misgegaan”, zo stelt PT-voorzitter Aloisio Mercadante, die zelf tot dusver buiten schot is gebleven.
Hoewel de fractieleiders van de belangrijkste politieke partijen vorige week nog overeenkwamen dat zij president Lula da Silva buiten schot zouden houden om hem zodoende in staat te stellen zijn ambtstermijn ongeschonden uit te zitten, lijkt dit akkoord alweer zijn langste dagen te hebben gehad nu het spoor van omkopingen steeds hogerop leidt en het haast niet anders kan zijn geweest dan dat ook de president -ondanks alle lessen die hij van zijn ouders meekreeg- weet moet hebben gehad van het gesjoemel.