Colombianen breken met oude politiek
De Colombianen hebben na anderhalve eeuw van geweld en regeringen die nauwelijks in staat bleken daar iets aan te doen, genoeg van de oude politiek. Zondag kiezen 24 miljoen kiesgerechtigden een nieuwe president. De partijen die het land sinds heugenis regeerden, zijn vrijwel kansloos.
Velen zien in de oude twisten tussen de traditionele partijen, de Liberalen en de Conservatieven, de wortel van alle kwaad in Colombia. Tot overmaat van ramp zijn in februari de pogingen van de scheidende, Conservatieve president Andrés Pastrana mislukt om via onderhandelingen de oude maar dankzij drugsgeld nog zeer krasse guerrillabeweging FARC tot vrede te bewegen.
Deze ’slappe aanpak’ heeft de Conservatieven bij voorbaat buitenspel gezet. Hun kandidaat, Juan Camilo Restrepo, gaf de strijd al eerder op. Kort voor de parlementsverkiezingen in maart besloot een generaal, Jaime Ernesto Canal, eens een gooi te doen naar een parlementszetel. Deze politieke nieuweling verruilde zijn sabel voor een microfoon en behaalde na een korte campagne meer stemmen dan enig ander lid van het 161 zetels grote lagerhuis.
Canals overwinning was een teken aan de wand. Veel in maart gekozen parlementariërs steunen bij de presidentsverkiezingen van zondag 26 mei de succesvolle ex-gouverneur van Antioquia, Alvaro Uribe Vélez.
Uribe is een dissident uit de Liberale partij en hij wil op persoonlijke titel „het land redden.” Volgens de opiniepeilingen kan deze onafhankelijke kandidaat aan het begin van deze week al op 49,3 procent van de stemmen rekenen. De meerderheid die nodig is om in één ronde te winnen, de helft plus één stem, ligt binnen handbereik. Haalt Uribe dat niet, dan volgt op 16 juni een tweede ronde.
Uribe heeft als leuze ”Een groot hart, een ferme hand”. Hij vertolkt de wanhoop van de onder terreur levende Colombianen. Hij belooft met zijn grote hart een sociaal beleid, bestrijding van de corruptie, een eenvoudiger kiesstelsel en als klap op de vuurpijl ”de ferme hand” of de militaire overwinning op de guerrillabewegingen, met name de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC). Die pleegden het afgelopen halfjaar al drie aanslagen op hem.
De FARC vochten ooit hun ideologische machtsstrijd in de afgelegen bergen van Colombia tegen de grootgrondbezitters of ”caciques” (plaatselijke machthebbers). Nu leggen ze bommen op markten en duiken in steeds meer steden op met hun aanslagen en ontvoeringen. De linkse FARC komt voort uit bendes die al in de jaren vijftig dood en verderf zaaiden, toen nog onder de vlag van progressieve Liberalen. Maar na decennia guerrillastrijd lijkt het middel vrijwel het enige doel geworden. De middelen zijn de lucratieve drugs, massamoord en ontvoering.
De FARC ontvoerden dit jaar naar schatting gemiddeld zo’n 130 mensen per maand. Ze hebben in februari ook de presidentskandidate van de Groenen, Ingrid Betancourt en haar ’vice-president’ Clara Rojas ontvoerd. Zij zijn nog steeds in handen van de FARC.
Uribe meent dat de 18.000 man sterke FARC verslagen kan worden met sterkere strijdkrachten, extra hulp uit Washington en met burgermilities die mogelijk een miljoen Colombianen onder de wapenen brengen. Circa tienduizend gewapende Colombianen voeren al hun eigen bloedige privé-oorlog tegen alles wat ze voor guerrilla houden. Zij zijn samengekomen in de Verenigde Zelfverdedigingskrachten van Colombia (AUC). Zij steunen Uribe, maar die houdt zich vooralsnog verre van de AUC wegens hun mensenrechtenschendingen. Uribe zegt niet rechts te zijn, maar „een democraat met gezag.” Voor de meesten van zijn tien tegenspelers op zondag is hij evenwel de kandidaat van rechts.
Voor het eerst doet er een springlevende, linkse presidentskandidaat van formaat mee. Het is vakbondsleider Luis Eduardo Garzón (51). Hij werd grootgebracht door zijn straatarme moeder. De wereld van de groten der Colombiaanse aarde leerde hij kennen toen hij caddy was op de golfbaan van de exclusieve countryclub van Bogotá. Nu behoort hij, nog steeds inwonend bij zijn moeder, volgens de peilingen met minder dan 8 procent niet direct tot de groten, maar zijn deelname is historisch.
Radicale linkse kandidaten, inclusief een groep die eind jaren tachtig min of meer namens de FARC meedong, haalden tot dusverre de kiesdrempel niet levend. Ze werden vermoord voor de verkiezingsdag. Dat lijkt met Garzón te veranderen. Daarmee vertegenwoordigt hij voor links een revolutionaire wending in de Colombiaanse politiek.
Garzóns aanhang hoopt dat hij de tweede ronde haalt door in de eerste meer stemmen te krijgen dan de andere rivalen van favoriet Uribe. Dat zijn onder meer de officiële kandidaat van de Liberalen, Horacio Serpa -nog altijd goed voor 23 procent in de peilingen- en Noemí Sanín Posada. Zij is een voormalige minister van Buitenlandse Zaken die in 1998 de grote uitdaagster was van de Liberalen en Conservatieven. Toen kreeg ze drie miljoen stemmen.