Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag had ruim een jaar geleden geoordeeld dat de afscheiding in strijd is met het volkenrecht. Toch ging de joodse staat door met de bouw van de muur waarvan de Palestijnse burgerbevolking veel hinder ondervindt. Eerder deze maand nog nam het Israëlische kabinet een besluit over de bouw van de muur rond Oost–Jeruzalem, dat de Palestijnen opeisen als hoofdstad van hun nog op te richten staat.

De Palestijnse afgevaarde beschuldigde Israël donderdag ervan een ’voldongen feit’ te creëren met de bedoeling „de mogelijkheid van de oprichting van een onafhankelijke, soevereine Palestijnse staat te ondermijnen". De Israëlische VN–ambbasadeur daarentegen schetste het beeld van een „piepklein landje" dat door terroristen wordt bedreigd.

Namens de 25 lidstaten van de EU eiste de Britse VN–ambassadeur Sir Emyr Jones Parry dat „Israël de bouw van de afscheiding in bezet Palestijns gebied stopt en ongedaan maakt, in en rond Oost–Jeruzalem incluis, die in strijd is met de relevante bepalingen van het volkenrecht". Hij benadrukte dat de EU geen wijzigingen van de grenzen van voor de Zesdaagse Oorlog in 1967 zal accepteren, als die niet tot stand zijn gekomen „door een overeenkomst tussen de partijen".

De Veiligheidsraad kwam aan het einde van het debat niet met een besluit of verklaring. Meer dan dertig landen voerden het woord.