Journalist Kosovo getuigt van „verschroeide aarde”
De vernietiging van Albanese dorpen in Kosovo was deel van een „politiek van de verschroeide aarde.” Dat zei de vooraanstaande etnisch Albanese journalist Baton Haxhiu donderdag in het proces tegen de Joegoslavische ex-president Slobodan Milosevic voor het Joegoslavië-tribunaal.
Haxhiu zegt in 1997 in Kosovo hoge Servische veiligheidsfunctionarissen te hebben gesproken die hem ervoor waarschuwden dat honderden dorpen zouden worden verbrand als de onafhankelijkheidsstrijd niet zou worden gestaakt. „Als u dit publiceert, eindigt u op de manier die u verdient”, zou een van hen hebben gezegd.
Jovica Stanisic, het hoofd van de geheime dienst van Milosevic, zei volgens Haxhiu dat de onafhankelijkheid van Kosovo niet geaccepteerd zou worden omdat de mensen rond Milosevic „nationalisten zijn die liever een oorlog zouden veroorzaken.”
De journalist Haxhiu is een van de oprichters van Koha Ditore, de bekendste Albaneestalige krant van Kosovo. De journalist vertelde hoe onder het Milosevic-bewind de onwelgevallige pers werd geïntimideerd, bijvoorbeeld door geldboetes en arrestaties van journalisten.
Milosevic staat sinds februari terecht op verdenking van oorlogsmisdaden in het voormalige Joegoslavië. In het eerste deel van het proces staan de gebeurtenissen in Kosovo centraal. Met de getuigenis van Haxhiu proberen de aanklagers aan te tonen dat Milosevic al lange tijd plannen had voor de etnische zuivering van Kosovo.
In het kruisverhoor van Haxhiu door Milosevic herhaalde de laatste dat de Albanese Kosovaren in 1999 niet vluchtten voor de Servische troepen, maar voor de luchtaanvallen van de NAVO en onderdrukking door etnisch Albanese rebellen. „Jullie wilden het conflict uitlokken in samenwerking met enkele structuren in het Westen”, zei Milosevic tegen Haxhiu. „U maakte deel uit van een scenario om niet deel te nemen aan de vredesbesprekingen om de NAVO een voorwendsel te geven voor agressie tegen Joegoslavië.”
Haxhiu ontkende de beschuldigingen. „Wat u zegt, is onderdeel van de samenzwering van de Balkan. Ik heb altijd een vreedzame oplossing voor Kosovo gewild.”
Aan het begin van de luchtaanvallen van de NAVO, in maart 1999, verklaarde Haxhiu dat hij door de Servische troepen uit de Kosovaarse hoofdstad Pristina was verdreven, samen met nog 30.000 etnische Albanezen. De NAVO ging ervan uit dat hij was vermoord en maakte bekend dat hij door de Serviërs was geëxecuteerd. Milosevic vroeg Haxhiu donderdag waarom hij zo lang heeft gewacht met het tegenspreken van dat bericht. „In die tijd was het in Pristina beter om als dood beschouwd te worden”, antwoordde Haxhiu.
Milosevic had aan het begin van het getuigenverhoor bezwaar gemaakt tegen het feit dat er vooraf alleen een schriftelijke verklaring over het getuigenis van Haxhiu was gegeven in het Engels. „De moedertaal van de andere partij”, noemde Milosevic dat. De twee belangrijkste aanklagers in de zaak-Milosevic -de Brit Geoffrey Nice en de in Nederland geboren Canadees Dirk Ryneveld- hebben het Engels als eerste taal.