Buitenland

Yasser Arafat ligt op twee fronten onder vuur

Voor de Israëlische regering heeft hij afgedaan als onderhandelingspartner en onder zijn eigen bevolking klinkt de roep om hervormingen steeds luider. De Palestijnse leider Yasser Arafat ligt op twee fronten onder vuur. Met de aankondiging van presidents- en parlementsverkiezingen hoopt hij een politiek staakt-het-vuren te bereiken.

Mr. Richard Donk
24 May 2002 08:07Gewijzigd op 13 November 2020 23:35

Dat de Palestijnen binnen afzienbare tijd naar de stembus zouden gaan, was al langere tijd duidelijk. Tot nu toe had Arafat het uitschrijven van verkiezingen echter afhankelijk gesteld van een Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Nu heeft hij die voorwaarde laten vallen, met het bericht dat het Palestijnse volk begin volgend jaar het rode potlood ter hand mag nemen.

Behalve van Israëlische zijde is vooral ook van Amerikaanse kant aangedrongen op hervorming van de Palestijnse Autoriteit en democratisering van de Palestijnse gebieden. Dat is opmerkelijk. De Palestijnen, die niet eens een eigen staat hebben, wordt gevraagd iets te doen dat Washington nog nooit van een gevestigde Arabische natie heeft geëist: het creëren van een democratie, met burgerrechten, scheiding der machten, transparantie, verantwoordingsplicht en vrijheid van meningsuiting.

Desondanks staan veel Palestijnen te trappelen om die uitdaging aan te gaan - misschien zelfs in meerdere mate dan burgers in andere landen in het Midden-Oosten. „Werken aan een grondwet, lid zijn van een échte Palestijnse volksvertegenwoordiging en deel uitmaken van het proces om een parlementaire en democratische traditie op te bouwen, is interessant en opwindend”, aldus Nabil Abu Amr, lid van de Palestijnse wetgevende raad. „Maar misschien zijn de frustraties nog wel groter, want we willen niet tot in lengte van dagen blijven wachten.”

Die kans is bepaald niet denkbeeldig, gelet op de voortdurende weigering van Yasser Arafat om de wérkelijke macht uit handen te geven. Ondanks alle beloftes van concessies en hervormingen, is de greep van de Palestijnse leider op zijn volk de laatste jaren alleen maar steviger geworden. Bovendien heeft Arafat bij talloze gelegenheden laten zien een meester te zijn in het overleven - zowel fysiek als politiek.

Hij bewees het in 1982, toen het Israëlische leger hem in Beiroet in de hoek had gedreven. Arafat wist te ontsnappen en zette de strijd voort. Hij overleefde diverse aanslagen op zijn leven in Tunis, waar hij jarenlang in ballingschap verkeerde. In 1991 leek hij al zijn krediet te verspelen, toen hij in de Golfoorlog openlijk de kant van Saddam Hussein koos. Twee jaar later bezegelde hij als internationaal erkend leider van het Palestijnse volk de Oslo-akkoorden die de basis voor Palestijnse autonomie legden. Pogingen van premier Ariel Sharon om Arafat de afgelopen maanden in zijn hoofdkwartier in Ramallah te isoleren, hebben evenmin het gewenste resultaat opgeleverd.

Dit keer lijkt de positie van Yasser Arafat echter serieus onder druk te staan. Niet alleen de Palestijnse man in de straat heeft genoeg van de corruptie en het wanbeleid van de Palestijnse Autoriteit, ook intellectuelen en andere figuren binnen de Palestijnse elite laten steeds kritischer geluiden horen.

Volgens Khalil Shikaki, hoogleraar politieke wetenschappen aan de universiteit van Bir Zeit, markeerde de tweede Palestijnse opstand, die in september 2000 begon, het begin van die openlijke kritiek. „De al-Aqsa-intifada was niet alleen een antwoord op het bezoek van Sharon aan de Tempelberg en het vastlopen van het vredesproces, het was evengoed een reactie van de jongere generatie Palestijnen op het onvermogen van de oude garde om te zorgen voor deugdelijk bestuur en Palestijnse onafhankelijkheid””, aldus de wetenschapper eerder dit jaar in het blad Foreign Affairs.

„De intifada heeft twee belangrijke trends in de Palestijnse politiek en maatschappij blootgelegd”, vervolgt Shikaki. „Ten eerste heeft de breuk tussen oud en jong binnen de nationalistische beweging de Palestijnse Autoriteit enorm beperkt in haar mogelijkheden, de huidige crisis het hoofd te bieden en op korte termijn wezenlijke onderhandelingen met Israël te voeren. Twee: de steeds verder afbrokkelende invloed van de nationalisten in vergelijking met de islamistische groeperingen zoals Hamas, ondergraaft op de lange termijn het vermogen van de nationalisten om het Palestijnse volk te besturen.”

Die toenemende radicalisering vormt tegelijk ook de belangrijkste westerse angst bij het organiseren van verkiezingen in de Palestijnse gebieden. De vrees bestaat dat radicale groeperingen wel eens een meerderheid van het Palestijnse volk achter zich zouden kunnen krijgen. Fundamentalistische bewegingen als Hamas en Islamitische Jihad zouden volgens recente peilingen in elk geval een kwart tot eenderde van de Palestijnse stemmen binnenhalen. Arafats Fatah zou op eenzelfde aantal kunnen rekenen. Tussen 40 en 50 procent van de Palestijnen heeft nog geen definitieve keus gemaakt. Met het voortduren van de huidige uitzichtloosheid, neemt echter de kans alleen maar toe dat deze ’zwevende kiezers’ zich aan de zijde van de islamisten zullen scharen.

Bovendien is er vooralsnog geen geloofwaardig alternatief voor Arafat voorhanden. Tot nu toe heeft alleen Abdel Sattar Qassem, een dissidente politicoloog, openlijk verklaard dat hij het tegen Arafat wil opnemen in de verkiezingen om het voorzitterschap van de Palestijnse Autoriteit. Hoewel Qassem zeer kritisch tegenover Arafat en de zijnen staat, heeft hij volgens waarnemers onvoldoende steun onder de bevolking.

Bovendien hoeft Qassem bepaald niet op veel sympathie van Jeruzalem te rekenen. De Palestijnse wetenschapper erkent de staat Israël niet, is faliekant tegen de interim-akkoorden die Arafat met de Joodse staat heeft gesloten en beijvert zich voor de terugkeer van miljoenen Palestijnse vluchtelingen naar plaatsen die in het huidige Israël liggen.

Eerder circuleerde de naam van Marwan Barghouti. In opiniepeilingen stond de Fatah-leider op de Westelijke Jordaanoever steeds tweede, na Yasser Arafat, die zijn steun zag kelderen van 70 procent in 1996 tot 36 procent vorige week. Barghouti zit echter inmiddels in een Israëlische gevangenis, nadat hij bij de recente Israëlische invallen was gearresteerd.

Andere kandidaten die in aanmerking zouden komen, zijn Abu Ala, voorzitter van de wetgevende raad, Abu Mazen, die in het verleden overleg met Sharon voerde, of één van de chefs van de Palestijnse veiligheidsdienst. Arafat heeft hen in het verleden steeds tegen elkaar uitgespeeld en het ook de vraag of zij het aandurven het leiderschap van Yasser Arafat openlijk te betwisten. Het is dan ook zeker niet denkbeeldig dat Arafat -bij gebrek aan beter- voorlopig aan het roer blijft.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer