Brits–Amerikaans terreurverdrag gebruikt voor uitlevering zakenlieden
Een uitleveringsverdrag tussen de Verenigde Staten en Groot–Brittannië dat volgens de Britten bedoeld was om de uitlevering van terreurverdachten te vereenvoudigen, wordt door de Amerikaanse justitie vooral gebruikt om Britse zakenlieden uitgeleverd te krijgen. Doordat het in 2003 ondertekende verdrag nog niet is geratificeerd door de Amerikaanse senaat, kan de Britse justitie bovendien geen gebruik maken van de versnelde regeling voor de uitlevering van verdachten.
De Amerikaanse justitie heeft met het uitleveringsverdrag in de hand om de uitlevering van 45 verdachten gevraagd, van wie er slechts drie verdacht worden van betrokkenheid bij terrorisme. De overigen zijn voor meer dan de helft zakenlieden die genoemd worden in verschillende grote fraudezaken, onder wie drie prominente verdachten in de Enron–zaak, de Britse bankiers David Bermingham, Gary Mulgrew en Giles Derby van de bank NatWest.
Britse juristen hebben om wijziging of opzegging van het uitleveringsverdrag gevraagd omdat sprake zou zijn van misbruik door de Amerikaanse justitie. De Conservatieve oppositie heeft onlangs een motie opgesteld waarin de regering wordt opgeroepen geen verdachten meer uit te leveren aan de VS op grond van het vorig jaar in werking getreden uitleveringsverdrag. ‘Het is een schande dat verdachten nu naar een cel in de VS worden verscheept zonder dat ze in eigen land ook maar een keer worden gehoord over de feiten waar ze van verdacht worden’, aldus Boris Johnson, lid van het Lagerhuis namens de Conservatieven.
Ook in de financiële wereld in Londen is de afgelopen maanden onrust ontstaan over de vereenvoudigde uitlevering naar de VS. ‘De VS voeren een zeer agressief uitleveringsbeleid en vragen al bij zeer geringe betrokkenheid bij mogelijke strafbare feiten om de uitlevering van verdachten’, aldus advocaat Anand Doobay, gespecialiseerd in uitleveringszaken.