Religieuze scholen na ‘Londen’ weer in de schijnwerpers
De Pakistaanse achtergrond van de meeste (vermeende) daders van de aanslagen in Londen heeft opnieuw het vizier gericht op Pakistan als vermeend broeinest van radicale uitingen van de islam. Volgens Britse media hebben enkele verdachten recent een bezoek gebracht aan Pakistan.
Een van hen zou daar ook een Pakistaanse madrassa hebben bezocht, een islamitische religieuze school. Vooral Amerikaanse terreurbestrijders zien de madrassa’s in de islamitische wereld als plaatsen waar jonge moslims hun basisscholing in extremisme krijgen.
Vooral sinds de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten kijken westerse inlichtingendiensten naar het functioneren van madrassa’s. Verscheidene al-Qaida-strijders en leden van de voormalige fundamentalistische Taliban-heersers in Afghanistan zouden hun radicale ideeën vooral hebben opgedaan op religieuze scholen in Pakistan, die ruime financiële steun zouden krijgen vanuit Saudi- Arabië.
Zeker in de VS gelden de madrassa’s sinds 2001 als promotors van de radicale islam en als centra voor de rekrutering van jihadstrijders. Anderen stellen juist dat de madrassa’s ten onrechte in een kwaad daglicht worden gesteld en dat slechts een handjevol van deze scholen werkelijk radicalisme uitdragen. De meeste scholen zouden juist een uiterst belangrijke rol spelen in de gewone educatie van miljoen mensen in landen waar het onderwijsstelsel faalt.
Madrassa’s bestaan al eeuwen. Een van de eerste, Nizamiyah, werd in de elfde eeuw in Bagdag gesticht. De scholen boden gratis onderwijs, kost en inwoning en dat is nog steeds het geval. Het leerplan verschilt sterk per land en ook per streek, maar altijd staat islamitische scholing centraal. Gedurende de negentiende en de twintigste eeuw kwam het seculiere onderwijs in opkomst in de moslimwereld, het gevolg van koloniaal bestuur. Veel madrassa’s werden gesloten.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw keerden de scholen terug. Er was steeds meer interesse in religieus onderwijs en dat werd nog eens gevoed door de opmars van de politieke islam in landen zoals Pakistan en Iran. De instituten in Pakistan en Afghanistan konden in de jaren tachtig zelfs rekenen op financiële steun van de VS en Europa omdat de madrassa’s werden gezien als plaatsen waar moedjahedien geronseld werden, strijders die het opnamen tegen de door het Westen verfoeide Sovjet-overheersing van Afghanistan.
Uit diezelfde scholen kwamen later de Taliban voort, de strengislamitische beweging die Afghanistan vervolgens in een wurgende greep hield. De aanslagen in de VS leidden ook in eerste instantie tot de verdrijving van dit Afghaanse regime, dat de terreurbeweging al-Qaida van Osama bin Laden een warm nest bood.
Volgens een onderzoeksrapport van het Amerikaanse Congres zijn de meeste madrassa’s tegenwoordig een geaccepteerd onderdeel van het onderwijsstelsel in tal van Arabische en moslimlanden. Ze bieden vaak de enige vorm van onderwijs voor de verarmde bevolkingsgroepen. De scholen zijn gratis toegankelijk en ze ontvangen nog geregeld gelden van particulieren, die daarmee vormgeven aan een van de vijf pijlers van de islam, de zakat ofwel het geven van aalmoezen.
Pakistan, waar de aandacht sinds de aanslagen in Londen weer naar uitgaat, kent naar schatting meer dan 10.000 madrassa’s. Vooral in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan zouden de scholen een uiterst militante vorm van de islam prediken, gericht tegen westerse waarden, normen en invloeden.
De regering van Pakistan, sinds de aanslagen van 11 september een bondgenoot van Washington, heeft twee jaar gelden beloofd de structuur van de madrassa’s in kaart te brengen en controles uit te voeren op het lesprogramma. Daarvan is tot dusver weinig terechtgekomen, mede door weerstand van nationalistische en islamitische groepen. De meeste madrassa’s in Pakistan zijn niet geregistreerd en ze worden volgens schattingen bezocht door 1,5 miljoen studenten per jaar.