Bewoners nederzettingen Sanur en Homesh weigeren te vertrekken
Sanur is een van de vier joodse nederzettingen in het noordelijk gedeelte van de Westelijke Jordaanoever die de Israëlische regering wil ontmantelen. Maar zodra het leger het dorp afsluit voor bezoekers, zullen 10.000 tot 15.000 joden uit naburige nederzettingen en uit Israël zelf op het dorpje afkomen om de ontruiming onmogelijk te maken.
Het dorp heeft al een tentenkamp om hen op te vangen. Dat zegt de zegsvrouw van Sanur, Miriam Adler.
Het leger zal er volgens haar nooit in slagen 15.000 mensen te verwijderen en het zal het ontruimingsplan moeten opgeven. Anders dan de nederzettingen in de Gazastrook, die een beperkt aantal toegangswegen hebben, zal het leger Sanur niet kunnen omsingelen. „De mensen zullen over de heuvels en uit alle richtingen komen. Hun is verzocht zich niet te identificeren en hun identiteitskaart niet af te geven als ze bij de wegversperringen worden tegengehouden. Ze moeten gewoon zeggen: Ik ben een jood uit het land Israël.”
De regering van Ariel Sharon heeft tot de ontruiming van een aantal nederzettingen besloten om het land van een zware defensielast te ontdoen. De inwoners van deze dorpen zijn het daar echter niet mee eens. Volgens een bron bij de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever bevindt de harde kern van de tegenstanders van het terugtrekkingsplan zich nu in Sanur. Adler kwam drie jaar geleden naar de nederzetting om deze nieuw leven in te blazen. Velen hadden het dorp verlaten omdat het in de buurt te onveilig was. In het dorp woonde oorspronkelijk een kunstenaarsgemeenschap.
Adler spreekt liever niet over „deportatie” maar over het „verdrijvingsplan.” De bewoners hebben wapens om zich te verdedigen, maar ze zullen volgens haar niet als eersten geweld gebruiken. De Israëlische soldaten zijn volgens haar geen vijanden, wel tegenstanders. Het ligt allemaal aan het leger. „Als de politie of het leger een baby uit de armen van een moeder rukken, dan loopt de situatie uit de hand”, waarschuwt zij. Ze hoopt dat op het uur van de waarheid de joodse soldaten het plan niet willen uitvoeren. „Ze hebben het recht ongehoorzaam zijn, buikpijn te krijgen en op de grond te gaan zitten.”
Ze oordeelt niet over het besluit van de bewoners van twee andere nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, Ganim en Kadim, die de compensatie van de regering geaccepteerd hebben en de verhuiswagens laten komen. Deze werden volgens haar voortdurend beschoten door de Palestijnen uit Jenin. Maar zelf peinst ze er niet over om weg te gaan. Dit land is door de „Gezegende Heilige” aan de joden beloofd. Bovendien, meent ze, maakt het aspect van de veiligheid hun aanwezigheid noodzakelijk.
En als ze toch moet gaan? Ze voelt zich een soldate. Een soldaat denkt er niet aan wat er gebeurt als zijn missie faalt. De omgeving waarin ze het gesprek voert, past uitstekend bij haar boodschap. Ze doet haar verhaal in het kunstenaarsmuseum, waar kunstwerken met een duidelijke politieke boodschap hangen. Van de letters van het Hebreeuwse woord ”shalom” (vrede) druipt bloed. Op een tekening ligt de boze wolf in bed naast Roodkapje, die het gezicht heeft van Arbeiderspartij-leider Shimon Peres. Een andere afbeelding heeft als tekst: ”Bent u ook blind?” Een aantal vredesactivisten in kleurige kledij stort zich in de afgrond, waar een grote groep gemaskerde terroristen hen opwacht.
Voor het museum staat Shaul Halfon. Hij is een opvallende verschijning met zijn lange oranje kleed en een oranje gehaakte keppel op zijn wilde grijze haardos. Oranje is de kleur van de tegenstanders van de ontruiming. Met een stem die even imposant is als zijn verschijning: „Dit is ons land. Ze kunnen hier geen Palestijnse staat hebben. Zij hebben Saudi-Arabië. Gaf God hun dit land? Zij namen 22 landen. Willen ze mijn huis? Waar moet ik dan heen?”
Democratie is een mooi woord, betoogt hij. Maar als puntje bij paaltje komt doet de regering van een land toch gewoon wat ze zelf wil. Zelf is hij geen democraat. „Ik ben joods. Een jood wordt verondersteld zich door de wet van de thora te laten leiden.” De Palestijnen die de wet van Israël erkennen, kunnen volgens hem „vreemdeling” of „bijwoner” wonen, een burger met een secundaire status. Als bijwoners kunnen ze alles krijgen wat ze willen, behalve stemrecht.
„Maar er zitten toch ook Arabieren in de Knesset?” werpt een mager dametje voorzichtig tegen. „Dat is een grote fout. Daar moeten 120 belangrijke rabbijnen zitten, grote geesten.” Geen democratie dus, maar wat dan wel? Halfon wil dat het koningschap van David wordt hersteld. Dat niet bekend is wie de afstammelingen van David zijn, is geen probleem. Zodra het volk Israël zal luisteren naar de stem van God, zal ook dat in orde komen.
Halfon zegt dat hij in de oorlogen van 1956 en de oorlog van 1967 diende als parachutist. De Israëlische soldaten zijn niet de vijanden. „Als de Palestijnen komen met geweren, schieten we ze neer. Zelfs als het er een miljoen zijn. Als je luistert naar de Heer, zal één optrekken tegen duizend, en twee tegen tienduizend.” Hij beëindigt het vraaggesprek door luidkeels te roepen: „Laat Bush een Palestijnse staat oprichten in Texas!”
De bus zet de reis voort naar de nederzetting Homesh, die eveneens op de nominatie staat voor ontruiming. Het voertuig klimt moeizaam de rotsachtige heuvels op. De pantserplaten en het kogelvrije glas hebben het met 7 ton verzwaard tot 20 ton. In Homesh rijden we naar het uitkijkpunt, waar een harde wind aan de blauw-witte Israëlische vlag rukt. Een soldaat speurt met een verrekijker de omgeving af.
Homesh bevindt zich op 670 meter hoogte en een groot gedeelte van de laagvlakte van Israël strekt zich voor ons uit. Dertig gezinnen in Homesh hebben besloten de evacuatie te accepteren en naar kibboets Yad Hannah in Israël te vertrekken. Een van hen zou bereid zijn met de pers te praten, maar deze komt niet opdagen. Wie ons wel te woord staat is Menora Hazani. Zelfs al zou de regering haar een half miljoen dollar bieden, dan zou ze nog niet gaan.
„De Arabieren wilden de mensen hier wegdrijven. Brandbommen en stenen werden gegooid. Het leven was bijna onmogelijk. De wegen werden afgesloten door het leger. Soms konden ze hun werk niet bereiken.” Haar stem mengt zich met het gefluit van de wind die om de heuveltop raast. „Vier jaar geleden werden drie bewoners beschoten. De helft van de mensen moest vertrekken om in het levensonderhoud te kunnen blijven voorzien. De mensen die bleven waren helden. Zij waren degenen die zich niet lieten intimideren door de terreur. Ministers kwamen en spoorden ons aan te blijven. En dan zeggen ze plotseling: De slaaf heeft zijn werk gedaan, de slaaf kan ophoepelen.”
Homesh telt 300 inwoners. Vijftig gezinnen in totaal, waarvan de ene helft religieus en de andere helft niet-religieus is. Vijftig andere gezinnen willen er volgens haar graag komen. Verder bereidt de nederzetting zich volgens haar voor op de komst van 5000 Israëliërs die zouden willen komen helpen om de ontruiming te voorkomen. Hoe verder de heuvels weg liggen, des te grijzer is hun kleur. Hadera en Rishon le Tsion zijn te zien en bij helder weer zelfs Haifa en de berg Hermon. Menora Hazani voorspelt: „Als deze plaats wordt verlaten, valt daar straks een regen van Qassam-raketten op.”