Onderschatten van China kan VS duur komen te staan
De Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, heeft onlangs fors uitgehaald naar China. Tijdens een conferentie van defensiedeskundigen in Singapore kritiseerde hij onder meer de uitbreiding van het Chinese raketarsenaal.
„Peking besteedt veel geld aan de uitbreiding van het Chinese militaire potentieel, terwijl dit land door niemand wordt bedreigd. Het zou beter zijn als de Chinese leiders de politieke vrijheden zouden verruimen om de economische groei te versterken”, aldus Rumsfeld.
Zijn opmerkingen weerspiegelen de visie van Amerikaanse haviken die al jaren waarschuwen voor de „Chinese dreiging”, vooral ten opzichte van Taiwan. Volgens een recent artikel in de ultraconservatieve Washington Times is China bezig aan de modernisering van zijn kernwapenarsenaal, zodat Peking binnen afzienbare tijd beschouwd kan worden als een „directe strategische bedreiging voor de VS.”
Volgens professor Jeffrey Lewis is dit een lachertje. „China heeft momenteel net zo veel kernwapens als tien jaar geleden. Het Chinese raketarsenaal stamt wat ontwerp betreft uit de jaren tachtig en de Chinese strategische raketten staan zonder brandstof en zonder kernlading opgeborgen in hun silo’s”, aldus Lewis.
Prof. Lewis is onderzoeker aan het Center for International and Security Studies van de universiteit van Maryland in College Park (Maryland). Het Chinese kernwapenarsenaal omvat volgens Lewis momenteel tachtig kernbommen. „Het Chinese leger mag groot zijn, maar het land verspilt enorm veel tijd en geld aan politieke indoctrinatie. Peking besteedt momenteel per jaar nog geen 80 miljard dollar aan defensie. Dat is eenvijfde van wat Washington hieraan uitgeeft. Deze cijfers plaatsen het alarmerende verhaal van haviken over de zogeheten Chinese dreiging in een wat bescheidener perspectief”, meent Lewis.
Vanwaar dan Rumsfelds uitval richting China tijdens de conferentie in Singapore? „China vormt eigenlijk een groot vraagteken voor Washington”, meent Doug Bandow, politiek analist van het Cato Research Instituut in Washington. „De regering is enerzijds dankbaar voor China’s diplomatieke hulp bij het tot stand brengen van het zeslandenoverleg met Noord-Korea over Pyongyangs kernwapenprogramma. Zij het dat men vindt dat Peking het regime van Kim Jong Il zwaarder onder druk moet zetten om het kernwapenprogramma op te geven in ruil voor een vorm van Amerikaanse erkenning en economische hulp”, aldus Bandow.
Hij wijst erop dat China de laatste jaren een opmerkelijke diplomatieke activiteit heeft ontwikkeld, in de eerste plaats in Azië. Maar ook elders, vooral in de richting van landen die de sterk groeiende economie van China de levering van grondstoffen en energie kunnen garanderen. „Je ziet dat Peking zich hier richt op landen als Sudan, Zimbabwe, Venezuela of Nepal - landen die door het Westen en vooral door Amerika min of meer in de ban zijn gedaan. Peking oordeelt niet over het gebrek aan mensenrechten in deze landen. Het biedt deze regimes een uitweg uit hun isolement en de mogelijkheid om goederen te leveren in ruil voor bijvoorbeeld wapens in het geval van Zimbabwe”, aldus Bandow.
Hij benadrukt dat Peking overigens ook niet terugschrikt voor de overname van westerse oliemaatschappijen, zoals blijkt uit het recente miljardenbod op de Amerikaanse oliemaatschappij Unocal.
Onder de Chinese leider Deng Xiao Ping concentreerde China zich in de jaren zeventig op de binnenlandse ontwikkeling en modernisering. Deng waarschuwde de communistische partijleiding er nadrukkelijk voor om niet te proberen een actieve rol te spelen op het wereldtoneel. Maar de laatste vijftien jaar is daarin verandering gekomen.
China-deskundige George Gilboy van de invloedrijke denktank Council on Foreign Relations in New York: „China is internationaal actief en propageert z’n vreedzame revolutie als model voor andere landen. Een autocratisch model waarbij de modernisering van bovenaf wordt gestuurd en waarbij de vrije markt en democratie niet een eerste vereiste zijn, zoals dat zo vaak het geval is bij westerse hulp. Dit Chinese alternatief is aantrekkelijk, vooral voor landen die in het kader van de westerse hulp via bijvoorbeeld Wereldbank en Internationaal Monetair Fonds (IMF) grote schulden hebben opgebouwd.”
Gilboy benadrukt dat het hier gaat om een langetermijnbeleid van Peking, waarbij het van belang is om aandacht te besteden aan eventuele discrepanties tussen het officiële en het praktische beleid van China. „Chinese leiders regeren al eeuwenlang volgens het beginsel ”biao li boe ji”. Dat betekent letterlijk: „De oppervlakte en de werkelijkheid verschillen.” Wat is oppervlakte, wat is werkelijkheid? Wat is camouflage, wat is essentie? Het is voor veel westerse leiders moeilijk om hiermee om te gaan.
Bovendien heeft Washington momenteel een dramatisch gebrek aan ambtenaren en specialisten die Chinees spreken en die de Chinese cultuur begrijpen”, aldus Gilboy.
Vormt China een bedreiging voor Amerika? „Zeker, maar niet militair. Peking is er echter van overtuigd dat het op termijn de dominerende macht in Azië wordt en dat het de Chinese invloed in Latijns-Amerika, in Afrika, in het Midden-Oosten en in de rest van de wereld belangrijk kan uitbreiden ten koste van Amerika.
Kijk eens naar het verschil in de manier waarop president Bush en zijn Chinese collega Hu Jintao twee jaar geleden door Amerika’s bondgenoot Australië werden ontvangen. Bush werd met beleefde verveling ontvangen en tijdens zijn toespraak in het parlement werd hij enkele malen uitgefloten. Jintao kreeg er een staande ovatie van twintig minuten! Uit opiniepeilingen bleek dat het communistisch geregeerde China bij de Australiërs populairder was dan het democratische Amerika”, aldus George Gilboy.
Politiek analist Bandow: „Amerika wordt door velen in het buitenland als arrogant ervaren. Sinds de invasie van Irak komt daar ook nog de kwalificatie ”agressief” bij. Dat wordt versterkt door het Amerikaanse buitenlandse beleid, dat sinds de septemberaanslagen in 2001 vrijwel uitsluitend gericht lijkt op de strijd tegen het terrorisme. Sommige landen zien daarin een voorwendsel van Washington om de Amerikaanse dominantie alom op te voeren.
China ontwikkelt zich intussen langzaam maar zeker tot het politieke en economische tegenwicht tegenover Amerika dat ontbreekt sinds het wegvallen van de Sovjet-Unie. Een enkeling in Washington begrijpt dat. Maar heren van de oude school, zoals minister Rumsfeld, denken nog dat Amerika maar met de vingers hoeft te knippen om China in het gareel te krijgen. Dat is een onderschatting van de Chinese draak, die Washington op termijn duur kan komen te staan.”