De bewindsman accepteerde het voorstel van CDA–Kamerlid Bruls om de pijn voor gemeenten te verzachten, dat door coalitiegenoten D66, VVD en oppositiepartij PvdA werd gesteund. Hierdoor kunnen gemeenten er de komende jaren maximaal 7,5 procent op achteruit gaan. Van Hoof wilde in zijn oorspronkelijke verdeelplan pas gemeenten compenseren als deze te maken kregen met een inperking van hun budget van meer dan 10 procent.

Sinds de invoering van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2004 zijn gemeenten volledig verantwoordelijk voor de uitvoering. De lokale overheden krijgen een vast budget, waarmee het kabinet hen wil prikkelen om bijstandsgerechtigden zo snel mogelijk aan werk te helpen. Het geld dat ze overhouden, mogen ze vrij besteden.

De staatssecretaris gaat in zijn nieuwe verdeelplan uit van „objectieve criteria", zoals de economische situatie en het gemiddelde opleidingsniveau. Dat moet de verdeling eerlijker maken, omdat sommige gemeenten nu op basis van historisch opgebouwde rechten onterecht meer krijgen dan een ander.

De nieuwe verdeling moet in 2011 volledig zijn ingevoerd. De tussentijd wil Van Hoof benutten om zijn systeem met de Kamer perfectioneren. Ook is het de bedoeling om het overgangsregime elk jaar te evalueren.

Een groep van vijftien middelgrote gemeenten heeft de afgelopen weken heftig geprotesteerd tegen de plannen van Van Hoof, omdat deze hen aan de bedelstaf zou brengen. De overgangsregeling biedt volgens wethouder T. Weger (inkomen en zorg) van Enschede, een van de vijftien gemeenten, ook weinig soelaas. Hij spreekt van een oplossing voor de korte termijn. „Uiteindelijk gaan we er tientallen miljoen euro’s op achteruit, terwijl we nog steeds een relatief groot bestand aan bijstandsgerechtigden hebben door het verdwijnen van de textielindustrie".

De staatssecretaris wijst de kritiek echter van de hand. Volgens hem hebben veel van de gemeenten die erop achteruitgaan, vaak zelf een verkeerd beleid gevoerd.