Buitenland

In memoriam Paul Ricoeur (1913-2005)

De Franse filosoof Paul Ricoeur maakte in de jaren zestig een belangrijke verandering door. Stonden in zijn eerste werken, zoals het driedelige Philosophie de la Volonté (1950-1960), de vrije wil en de gebondenheid van de mens aan zijn lichaam nog centraal, na 1960 verlegde hij zijn aandacht naar de hermeneutiek, de interpretatieleer.

ANP
23 May 2005 09:14Gewijzigd op 14 November 2020 02:34
<center> RICOEUR. Foto EPA
<center> RICOEUR. Foto EPA

Voor Ricoeur is de mens vooral een vertellend wezen, dat zijn leven en identiteit in verhalen vormgeeft. Hij kan zichzelf alleen begrijpen via tekenen, symbolen en teksten. De verschuiving van zijn aandachtsveld betekende niet dat hij de resultaten van zijn vroege werk introk. Hij kon ze nog eens tegen het licht houden en de gevolgen ervan beter begrijpen.

Ricoeur kreeg dit jaar de John W. Kluge-prijs, ook wel de Nobelprijs voor de menswetenschappen genoemd, voor zijn „bijzondere benadering van de menswetenschappen.” De prijs werd in 2004 voor het eerst toegekend, toen aan de Poolse filosoof Leszek Kolakowski.

Ricoeur werd op 27 februari 1913 in het Franse Valence geboren. Toen twee jaar later zowel zijn vader als zijn moeder overleed, namen zijn grootouders en een ongehuwde tante in Rennes zijn opvoeding op zich. Ricoeur studeerde filosofie aan de universiteit van Rennes en de Sorbonne in Parijs.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat hij in een krijgsgevangenenkamp in Duitsland. Na de oorlog werd Ricoeur docent in de geschiedenis van de filosofie aan de universiteit van Straatsburg. Van 1956 tot 1967 werkte hij aan de Sorbonne, waarna hij overstapte naar de nieuwe universiteit van Parijs in Nanterre. Daar bleef hij tot 1970.

Vanaf 1954 was Ricoeur ook werkzaam in de Verenigde Staten, onder meer aan de universiteiten van Yale en Chicago, waar hij Paul Tillich in 1967 opvolgde als hoogleraar in de filosofie van de theologie.

In Philosophie de la Volonté betoogt Ricoeur dat alle uitingsvormen van het menselijk bestaan uit twee dimensies zijn opgebouwd: sommige kan hij zelf kiezen, andere worden hem opgelegd. In tegenstelling tot de existentialist Jean-Paul Sartre meent Ricoeur dat beide dimensies elkaar aanvullen. Iedere mens voelt zich gebonden aan zowel het stoffelijke als aan zijn eigen verlangen om zich aan de wereld van oorzaak en gevolg te onttrekken en moet strijd leveren om ze te verzoenen. Juist die strijd typeert de vrijheid die elke mens bezit en geeft hem zijn identiteit.

In zijn beschouwingen over de mens als verhalend wezen onderstreept Ricoeur dat wij het begrip tijd op twee manieren ervaren. Niet alleen is er een chronologische volgorde, ook ervaren wij tijd als verleden, heden en toekomst. Als wij zeggen dat wij vandaag jarig zijn, gaat het niet alleen om de datum, maar roept het begrip verjaardag ook allerlei associaties op. Vroeger zagen filosofen beide ideeën van tijd als tegengesteld, maar voor Ricoeur delen zij een wederzijdse vooronderstelling.

Hij komt hier met het begrip mimesis (navolging, nabootsing): een steeds terugkerend proces van interpretatie. Naarmate de tijd verstrijkt doen we nieuwe ervaringen en nieuwe mogelijkheden tot bezinning op. Wij kunnen onze ervaringen uit het verleden herinterpreteren, zodat ze in ons verhaal passen. De mogelijkheid om het verleden opnieuw te beschrijven biedt ons de mogelijkheid onszelf een toekomst voor te stellen en op te bouwen die door de hoop is geïnspireerd. Het is een mogelijk onuitputtelijk proces waaraan de literatuur en de filosofie hun bestaansrecht ontlenen.

Ricoeurs ethiek gaat ervan uit dat het menselijk leven een ethisch doel heeft: het gevoel van eigenwaarde of, zoals Ricoeur het noemt, „de interpretatie van onszelf die wordt bemiddeld door de ethische waardering van onze handelingen.” Het gevoel van eigenwaarde betekent dat de mens in staat is om zichzelf als een wezen te beschrijven dat het goede doet. Maar als handelende persoon is de mens verantwoordelijk voor al zijn daden en kunnen anderen hem erop aanspreken als hij het verkeerde doet.

De mensen zijn „wederzijds kwetsbaar” en daardoor is ieders lot verbonden met dat van anderen. Volgens Ricoeur zijn mensen elkaar iets verschuldigd, zij hebben de plicht voor elkaar te zorgen en zelfrespect en gerechtigheid op te wekken om het gevoel van eigenwaarde te scheppen en te behouden. Mensen worden wat ze zijn slechts door toedoen van anderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer