Vijf generaties lang strak in het pak
Koffie en kleding, daarop richt zich alle aandacht van de familie Speksnijder. Het eerste is gratis voor klanten, met het tweede verdient het familiebedrijf een leuke boterham. Inmiddels staat de vijfde generatie aan het roer. „Kleding die onze kassa passeert is de mooiste mode.”
Het is begin jaren zestig als Speksnijder landelijk in één keer op de kaart staat. Directeur Teunis werkt mee aan een interview met het blad Panorama. Nietsvermoedend laat hij zich fotograferen voor de rekken met donkere kleding.
De schrik is groot als het artikel verschijnt. De kop luidt ”De zwarte kousen van Calvijn”, waarmee Panorama de gereformeerde gezindte op de hak neemt. „Het heeft een paar dagen geduurd voordat mijn vader het artikel durfde te lezen”, vertelt Dick, tot voor kort de grote baas. Hij kan er nu om lachen. „Het was een hele rel, maar het leverde wel naamsbekendheid op. Jammer is alleen dat wij het stempel kregen van een winkel met alleen zwarte kleding.”
De geschiedenis van het modehuis gaat ver terug. In 1881 begint Klaas Speksnijder als barbier en kleermaker. Zonen Jacob en Huibert zetten beide activiteiten voort. Kleinzoon Teunis richt zich vooral op de textielhandel van zijn opa. De vierde generatie treedt ook toe tot het familiebedrijf, soms noodgedwongen. Dick: „Ik was de oudste en deed weinig op school. Toen haalde mijn vader me van school. Er moest immers brood op de plank komen. Daarvoor gingen we met onze textiel zelfs naar Texel.” Later komt ook zijn jongere broer Piet in de zaak.
Vijftig jaar werkt Dick voor het familiebedrijf. Nu hij 65 is, geeft hij het stokje over aan neef Teunis, de zoon van broer Piet. Dick laat een bloeiend bedrijf achter. „Dat is wel eens anders geweest. Na de oorlog begon mijn vader met 64 gulden. Verder stonden we in 1958 aan de rand van een faillissement toen we 300 kostuums inkochten die we vervolgens niet kwijt konden.”
De dagelijkse leiding van Speksnijder Modehuizen berust nu bij vader en zoon. Volgens Piet (51) is Teunis met zijn 25 jaar niet te jong om mededirecteur te zijn. „Ik roep collega-ondernemers juist op om vroegtijdig na te denken over opvolging. Zo’n proces kost tijd en geld. De detailhandel verschraalt nu veel bedrijven stoppen omdat een opvolger ontbreekt.”
De Speksnijders -alle drie keurig in streepjeskostuum met trendy hemd en dito stropdas- houden van mode. „Zelfs de meest klassieke klant zoekt toch iets nieuws. Elk seizoen is anders. Kleding is emotie en die is moeilijk te beheersen. Uiteindelijk is de kleding die de kassa passeert voor ons de mooiste mode.”
De modezaak, met filialen in Bergambacht, Veenendaal en Kampen, richt zich vooral op de klant die beter gekleed wil zijn op zondagen en tijdens bijzondere gelegenheden. „Snelle handel vind je niet in onze winkels, mensen bezoeken ons een of twee keer per seizoen.”
De reformatorische gezindte besteedt gemiddeld meer geld aan kleding, is de indruk van de Speksnijders. Verder kenmerkt de klantenkring zich door een grote winkeltrouw. „Daarvoor moeten wel alle factoren kloppen: een ruim assortiment, goede presentatie en vooral prima personeel.”
Voor zoon Teunis ligt er een belangrijke uitdaging. Speksnijder wordt door velen gezien als een dure winkel met kleding voor ouderen. „Door reclame-uitingen krijgen we nu ook dertigers in onze winkels. De senioren willen we echter niet van ons vervreemden. Dat blijft een belangrijke groep. Verder zijn we niets duurder dan anderen, maar die naam hebben we nu eenmaal.”
Ondanks enig aandringen, geeft het drietal geen gegevens over omzet en winst. Dat er op kleding een forse marge wordt behaald, staat echter als een paal boven water. „Van die marge moeten we de hoge personeelskosten betalen. En vergeet het handelsrisico niet. We moeten echt ons best doen om een behoorlijke boterham te verdienen.”
Vader en zoon bedenken op dit moment geen wilde toekomstplannen. Het openen van nieuwe filialen is niet aan de orde. „We willen liever een verdubbeling van de winkeloppervlakte bij onze huidige filialen. Je moet een breed assortiment hebben om de klant te blijven trekken.”
Eén ding zal nooit veranderen bij Speksnijder. Voor iedereen staat de koffie klaar, klant of niet. Dick: „Als jong broekie kwam ik eens bij een boer. Om tien uur kwamen de daggelders binnen en zij kregen allemaal koffie. Behalve ik. Dat vond ik zo ongastvrij. Daarom kan iedereen bij ons koffie krijgen.”