Soldaten doorzochten in afgelegen woestijndorpen alle huizen op leden van al-Qaida in Irak, de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi.

Het Amerikaanse leger voert sinds vorige week zaterdag een offensief uit in het westen van Irak, waar veel buitenlandse strijders vanuit Syrië de grens zouden oversteken en zegt dat men daarbij alleen de eerste twee dagen op verzet van enige omvang is gestuit. Het leger zegt over informatie te beschikken die erop duidt dat de opstandelingen ofwel zijn ondergedoken, of het gebied zijn ontvlucht. Dorpelingen die vrijdag per telefoon konden worden bereikt, zeiden dat er nog wel gewapende mannen door het gebied struinen. Het offensief, operatie Matador genaamd, zou tot nu toe aan zo’n honderd opstandelingen en vijf Amerikaanse mariniers het leven hebben gekost.

Het leger ontkende berichten dat sommige dorpen in het gebied waar het offensief gaande is sinds zaterdag zonder elektriciteit en drinkwater zitten. Het leger zegt geholpen te worden door bewoners van het gebied, die schoon genoeg hebben van de aanwezigheid van buitenlandse strijders. Bewoners hadden echter ook weinig goede woorden over voor de Amerikanen, die vooral de eerste dagen veel luchtaanvallen en beschietingen uitvoerden.

Elders in Irak gingen opstandelingen vrijdag door met het plegen van aanslagen. In de hoofdstad Bagdad werd de stoet van onderminister van Binnenlandse Zaken Hikmat Moussa Hussein onder vuur genomen. Een van zijn lijfwachten kwam daarbij om het leven en drie lijfwachten raakten gewond. Hussein bleef ongedeerd.

Bij een aanslag met autobom in Baqouba, ten noorden van Bagdad, vielen drie doden en zes gewonden. De auto ontplofte toen er een Iraakse legerpatrouille passeerde. De doden zijn twee soldaten en een burger.

De Iraakse premier al-Jafaari heeft vrijdag de noodtoestand in het land met dertig dagen verlengd. Alleen de drie Koerdische provincies in het noorden vallen niet onder de maatregel. In een verklaring spreekt al-Jafaari over „aanhoudende omstandigheden die de noodtoestand rechtvaardigen.”