Vietnam blijft trauma voor politiek Amerika
„Mij zegt het persoonlijk niets, maar ik heb tijdens de verkiezingen vorig jaar wel begrepen hoe gevoelig Vietnam politiek nog ligt”, aldus Andrew Mulberry, student sociologie aan de Columbiauniversiteit in New York. Hij behoort tot de Amerikanen -40 procent van de totale bevolking- die nog niet eens geboren waren toen de communistische Vietcong-beweging de Zuid-
Koreaanse hoofdstad Saigon veroverde, morgen (30 april) precies dertig jaar geleden.
Beroemd werd de foto van de laatste Amerikaanse militaire helikopter die van het dak van de Amerikaanse ambassade vertrok terwijl tientallen Vietnamezen probeerden met die laatste vlucht mee te komen. De Vietnamese communisten begonnen in de jaren vijftig van de vorige eeuw hun strijd tegen het Franse koloniale bewind. In 1954 leden de Fransen een gevoelige nederlaag bij de stad Dien Bien, waar de Franse militaire basis Dien Bien Phoe onder de voet werd gelopen.
Tijdens de daaropvolgende vredesbesprekingen in Genève werd het land in tweeën gedeeld. Er kwamen een communistisch Noord-Vietnam en een democratisch Zuid-Vietnam. De Koude Oorlog tussen Oost en West werd steeds heviger. In het kader daarvan valt de Amerikaanse beslissing te begrijpen om in het vacuüm te stappen dat de Fransen in Vietnam achterlieten. Washington was overtuigd van de zogeheten dominotheorie: als de communisten in één land in Zuidoost-Azië zouden winnen, zouden andere landen automatisch volgen.
Om een lang verhaal heel kort te maken: Amerika’s hulp met militaire adviseurs liep uiteindelijk uit op een massale aanwezigheid van een Amerikaans expeditieleger van 500.000 man. De massale aanwezigheid en de technische superioriteit van de Amerikaanse wapensystemen waren echter niet in staat het zuiden te behoeden voor een communistische overname. Amerika leerde voor het eerst dat er weinig te beginnen is tegen een gemotiveerde tegenstander die fanatiek, ingenieus en met wrede verbetenheid vecht voor de onafhankelijkheid van z’n land.
Op 30 april 1975 kwam er een eind aan de Amerikaanse dominantie van Zuid-Vietnam. De supermogendheid verloor haar eerste belangrijke militaire conflict. „Verloren wij die oorlog in Vietnam of verloren wij die oorlog hier op het politieke thuisfront? Dat is een vraag waarover men het hier in Amerika nog steeds niet eens is”, aldus politiek analist Doug Bandow van het Cato Research Instituut in Washington. Hij wijst erop dat die tegengestelde visies vorig jaar tijdens de verkiezingen nog eens duidelijk naar voren kwamen.
„Senator John Kerry diende moedig en beslist verdienstelijk in Vietnam, maar keerde zich later tegen de politieke motieven die aan de oorlog ten grondslag lagen. Veel van zijn voormalige collega’s hebben hem dat nog steeds niet vergeven. Zij beschouwen Kerry als een verrader en zij brachten die boodschap duidelijk naar voren. ”Vietnam” werd politiek ineens weer actueel, hoewel bijna de helft van onze bevolking nauwelijks meer weet waarom wij toen massaal in Zuidoost-Azië opereerden”, aldus Bandow.
De oorlog in Irak is de afgelopen jaren herhaaldelijk met die in Vietnam vergeleken. De Amerikanen zouden vastlopen in het ’moeras’ van Irak zoals men indertijd was vastgelopen in het moeras van Vietnam. Een andere politieke actualiteit, maar hoe werkelijk is die? „Het is erg verleidelijk om oorlogen met elkaar te vergelijken, maar de vergelijking tussen onze inzet in Vietnam en onze aanwezigheid in Irak loopt mank. Je kunt Vietnam niet los zien van de Koude Oorlog. Irak had heel andere oorzaken en bovendien is er ook een immens verschil tussen de steun die de Vietnamezen indertijd kregen van bijvoorbeeld Rusland en China en de steun die de gewapende oppositie in Irak nu van de buitenwereld krijgt”, meent Barnett Rubin van de denktank Council on Foreign Relations in New York.
De Amerikanen verloren ruim 58.000 mensen in het Vietnamese conflict. Volgens de VS kwamen er aan Vietnamese kant 250.000 mensen om het leven. Vietnamese bronnen gaan echter uit van 1 tot 2 miljoen slachtoffers. „Het is hier van belang of je alleen militaire slachtoffers telt of dat je ook de civiele slachtoffers meerekent. Feit is in ieder geval dat de Vietnamezen een hoge prijs betaalden voor hun onafhankelijkheid”, meent Rubin.
Des te opmerkelijker is de toenadering tussen beide landen. Tien jaar geleden besloten het communistische regime van Vietnam en Washington tot het aanknopen van diplomatieke betrekkingen. Beide landen sloten intussen een handelsverdrag af en United Airlines werd de eerste Amerikaanse luchtvaartmaatschappij die tussen beide landen een reguliere lijndienst onderhoudt. Veel Amerikanen en Amerikaanse Vietnamezen maken van deze gelegenheid gebruik voor een persoonlijke toenadering.
„Bijna de helft van onze bevolking is na het Vietnam-conflict geboren. In Vietnam is 55 procent van de bevolking na het conflict geboren. Het wordt dus hoog tijd om het gruwelijke verleden te vergeten en een brug te slaan naar een gezamenlijke toekomst”, meent Courtney Pham die indertijd met de Amerikaanse militair John Philip trouwde. „We zijn teruggegaan om dat prachtige land te zien en om persoonlijk vrede te sluiten met de mensen die wij indertijd bevochten. Het is voorbij, we moeten naar de toekomst kijken”, aldus Philip.
Niet iedereen denkt zo toekomstgericht. Voormalig Amerikaans gevechtspiloot Mike Rombough is nog steeds overtuigd van de juistheid van Amerika’s inzet in Vietnam en in de rest van Zuidoost-Azië. „Mannen zoals John Kerry en mensen zoals de actrice Jane Fonda (die zich indertijd sterk verzette tegen de Vietnamoorlog, red.) hebben de zaak op het thuisfront verziekt. Was dat niet gebeurd, dan was Vietnam nu een democratisch land”, aldus Rombough. Hij behoort met deze mening tot een minderheid onder de Amerikanen.
„Niet minder dan 68 procent van de Amerikanen beschouwt de oorlog in Vietnam nu als een ernstige vergissing en met elke opiniepeiling stijgt dat percentage”, aldus Frank Newport van het peilingsbureau Gallup. Hoe is het dan mogelijk dat de kwestie Vietnam tijdens de laatste verkiezingen toch nog zo’n prominente en misschien beslissende rol speelde? „Dat kun je toeschrijven aan politiek opportunisme. Verder denk ik denk dat senator Kerry veel te traag en niet fel genoeg reageerde op de beschuldigingen die tegen hem werden ingebracht. Beschuldigingen die bij nadere beschouwing stuk voor stuk onjuist bleken”, aldus Newport.