Iran mag niet in het nauw worden gedreven
Het beleid van de Verenigde Staten om de nucleaire ambities van Iran in te dammen, dreigt averechts te werken. Konstantin Kosachev
betoogt dat het land moet worden geholpen bij pogingen atoomenergie voor vreedzame doelen aan te wenden. Iran is een van de landen die zich het meest dynamisch ontwikkelt, niet alleen in het Midden-Oosten maar ook wereldwijd bezien. De weg die Iran heeft gekozen, inclusief de nucleaire ambities, is behulpzaam bij het duiden van zowel de situatie in de regio als de toekomstige mechanismen voor de beheersing van non-proliferatie van nucleaire wapens.
Zoals ik het zie, hebben strikte controles door het atoomagentschap van de Iraanse nucleaire capaciteit altijd een noodzakelijke voorwaarde gevormd voor de Russische nucleaire samenwerking met Iran.
Rusland is een van Irans meest nabije buren en het risico dat nucleaire technologie in handen valt van extremisten, wenst Moskou niet te nemen. Rusland heeft altijd gezegd dat het Iran zal voorzien van nucleaire brandstof onder de voorwaarde dat het een protocol tekent om de gebruikte brandstof terug te geven.
Gedicteerd
Heden ten dage is Iran bereid met elke partij samen te werken die internationale controles niet ziet als een manier om het nucleaire programma van het land schipbreuk te laten lijden. Rusland wil dat het Iraanse nucleaire programma wordt uitgevoerd onder internationale controle en dat volledige informatie op elk gewenst tijdstip beschikbaar is. Het zou oneerlijk zijn Iran de kans te ontzeggen geavanceerde technologie te gebruiken voor zijn eigen ontwikkeling.
De posities van de Verenigde Staten en Rusland ten aanzien van het Iraanse nucleaire programma lopen, zo zegt men vaak, ver uiteen. In feite worden ze ten diepste echter bepaald door dezelfde motieven. Zowel de VS als Rusland houdt zich allereerst bezig met non-proliferatie van nucleaire wapens. Indien extremisten een atoombom in handen zouden krijgen en ”nucleair terrorisme” ontketenen, zou dat een wereldwijde nachtmerrie zijn.
Maar sommige kanten van het Amerikaanse standpunt gaan duidelijk verder dan de coöperatie tussen Iran en het atoombureau en botsen met het Russische gezichtspunt. Het betreft plannen om de internationale gemeenschap te passeren en, waarschijnlijk, de speciale houding van de VS ten aanzien van de Iraanse oliereserves en de groeiende invloed van het land in de regio. Rusland is verontrust over het feit dat de VS een ”Pre-War Iran Dossier” aanleggen, zoals dat ook gebeurde met Irak.
Discriminatoir
Bovendien is de belangstelling voor Iran zuiver pragmatisch. Het is zeer waarschijnlijk dat wanneer Rusland bezig zou zijn zijn nucleaire programma’s in Iran te beperken, Amerikaanse specialisten daar graag op zouden inspelen. Het is niet ondenkbaar dat op miraculeuze wijze en binnen zeer korte tijd, Iran zou blijken wat de VS betreft een vredige en transparante te zijn, voorzover het internationale controle betreft.
Voor mij is de belangrijkste zwakheid van de argumenten van de VS tegen het Iraanse nucleaire programma de voor de hand liggende reden van deze betrokkenheid alsmede de negatieve ervaring met het eerdere ingrijpen in de Iraakse aangelegenheden onder een vergelijkbaar voorwendsel.
Ook al zouden de VS op veel punten gelijk hebben, deze twee omstandigheden ondermijnen de geloofwaardigheid van wat het land zegt en doet betreffende Iran. Slechts het atoomagentschap kan een werkelijk competente rechter zijn in zo’n gecompliceerde aangelegenheid als het Iraanse nucleaire programma.
De Europese Unie, die haar eigen zelfzuchtige bijbedoelingen heeft in Iran en het Midden-Oosten, houdt er zoals bekend eerder een betrekkelijk redelijke houding op na. Daarbij probeert ze reële en niet-discriminerende oplossingen voor de bestaande problemen te vinden.
Als onderhandelaars zijn de Europeanen uitermate geschikt. Enerzijds is het Iraanse leiderschap bereid met vertegenwoordigers van de EU te onderhandelen, terwijl anderzijds de Europeanen de ”Atlantische solidariteit” in het oog houden.
Gefrustreerd
De onderhandelingen die op 10 april in Genève geopend zijn, gaan onder andere over het door Iran aangekondigde uraniumverrijkingsprogramma. Rusland heeft er een onvervreemdbaar belang bij erop toe te zien dat de EU en Iran tot overeenstemming komen over dit verre van eenvoudige onderwerp, in het bijzonder op een grondige discussie van Teherans ”beperkteverrijkingsvoorstellen”. De wijze waarop deze discussies verlopen, kan grotendeels de angel uit de huidige emoties rond Iran halen.
Niets is in de huidige situatie gevaarlijker en kortzichtiger dan de situatie uit de hand te laten lopen, waarbij Iran, teleurgesteld en gefrustreerd door zijn onderhandelingspartners, zich afsluit van externe invloed en een richting inslaat waarvan het land zeker niet zal terugkomen.
In dat geval zullen nucleaire wapens, in plaats van vreedzame programma’s, waarschijnlijker zijn.
Iran mag niet in het nauw worden gedreven, vooral niet nu het land zelf zoekt naar volledige en constructieve samenwerking.
De auteur is voorzitter van het comité voor buitenlandse aangelegenheden van de Doema (het Russische parlement).