Dat heeft Rasim Ljajic, de minister die verantwoordelijk is voor de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, dinsdag tegen de radiozender B-92 gezegd.

Mladic en Radovan Karadzic, in de oorlog van 1992-1995 respectievelijk de militaire en de politieke leider van de Bosnische Serviërs, zijn de belangrijkste verdachten van het tribunaal die nog op vrije voeten zijn. Volgens de aanklagers houdt Mladic zich op in Servië, terwijl Karadzic zich vermoedelijk in het door Serviërs beheerste deel van Bosnië bevindt. De Servische autoriteiten beweren dat Mladic niet meer in het land is.

De Europese Unie en de Verenigde Staten hebben politieke en financiële steun aan Servië afhankelijk gesteld van de uitlevering van alle verdachten aan het tribunaal. Sinds oktober hebben veertien Servische verdachten zich onder druk van de Servische regering bij het tribunaal gemeld. Ljajic zei dat alle verdachten die nog gezocht worden binnenkort in Den Haag zullen verschijnen.

President Svetozar Marovic van Servië en Montenegro heeft de Europese Unie dinsdag ertoe opgeroepen de kwestie van de gezochte verdachten van oorlogsmisdaden niet te gebruiken om de toetreding van het land tot de EU te dwarsbomen. In een toespraak voor de Raad van Europa zei hij dat Servië-Montenegro alle medewerking verleent aan het tribunaal. „Europa is onze toekomst, het is een doel dat risico’s en offers waard is”, zei Marovic.

De EU oordeelde eerder deze maand dat Servië-Montenegro voldoende vooruitgang heeft geboekt om onderhandelingen over een associatieverdrag te beginnen. Gesprekken over een uiteindelijke toetreding zullen nog wel een paar jaar op zich laten wachten. De Servische onderminister van Buitenlandse Zaken Miroljub Labus noemde dinsdag 2012 als jaar waarin Servië lid van de Unie zou kunnen worden.