„Ouders en leraren partners in opvoeding”
Veel leerkrachten hebben weinig fiducie in de opvoedkwaliteiten van de gemiddelde ouder. De ouders besteden weinig tijd aan hun kroost, leggen de opvoeding vaak neer bij de school en verwachten (te) veel van hun kinderen.
„Als dat een zorg is, deel ik die. Als het een verwijt is, is het onterecht”, zegt directeur mr. W. van Katwijk van Ouders en Coo, de landelijke vereniging voor ouders, ouderraden en medezeggenschapsraden in het christelijk onderwijs. „We moeten geen afrekencultuur creëren, waarin we elkaar vliegen afvangen. Ouders en leraren zijn partners die elkaar versterken.”
Ouders hebben het niet makkelijk, zegt Van Katwijk. „Door de wijziging van de sociale wetgeving rond 1990 zijn ouders onder druk gezet om allebei te gaan werken. Dat werd versterkt door de stijging van de huizenprijzen en van de kosten van het levensonderhoud, en de laatste jaren ook door de economische neergang en door de enorme schoolkosten die de overheid oplegt. De werktijd van ouders gaat af van hun opvoedingstijd. Toch doen veel ouders het best goed; ze spannen zich enorm in.”
Ouders en Coo heeft het kabinet opgeroepen in de Sociaal-Economische Raad een discussie te beginnen hoe opvoeden en werken gecombineerd kan worden. „Er moeten meer deeltijdbanen komen en meer mogelijkheden om thuis te werken. De carrièrelijnen moeten korter, zodat moeders zich niet gehinderd voelen om een tijdje uit het arbeidsproces te stappen. Die onderbreking kan variëren van zes weken tot twaalf jaar, waarbij dat laatste het meest wenselijk is, want kinderen hebben een vast punt thuis nodig. Moeders moeten er dan gewoon voor hun kinderen zijn.”
Het opvoeden zelf is ook moeilijker geworden. „In een weerbarstige samenleving moeten ouders heel veel onderwijskundige en technologische vernieuwingen verwerken. Ze weten soms haast niet waar hun kinderen mee bezig zijn.”
De vereniging Ouders en Coo gaat haar blad voorzien van een katern met tips hoe ouders hun kinderen deugden en vaardigheden kunnen bijbrengen. Het blad wordt volgende maand in een oplage van meer dan 200.000 exemplaren binnen het christelijk onderwijs verspreid.
Sommige ouders hebben het opvoeden nooit geleerd doordat ze zelf rond de jaren zeventig een antiautoritaire opvoeding kregen. „Zij hebben moeite vaste opvoedingspatronen aan te brengen. Kinderen hebben regelmaat nodig. Hoe dat moet, is de eeuwen door overgedragen op de volgende generaties, maar de vrije opvoeding was daarin een breuklijn.
In onze snelle, brokkelige, veelkleurige samenleving missen ze ook de natuurlijke adviseurs. In de grote families van vroeger kreeg je tips van moeders en zussen, die doorgaans dichtbij woonden. Instituties nemen dat nu over. Er is ook minder eenduidigheid in opvoedingsstijlen.”
Leraren zien hun primaire taak, het lesgeven, soms in de verdrukking komen doordat ze opvoedingsproblemen op hun bordje krijgen. Van Katwijk: „Scholen zouden daarop meer moeten inspelen door de jeugdzorg in huis te halen, zodat de leraren meer aan hun eigenlijke werk toekomen. Dat gebeurt ook wel, maar het gaat te langzaam. Overigens zouden leraren hun werk zo moeten doen, dat opvoeden er een natuurlijk onderdeel van is.”